Uitspraak
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
WW-uitkering.
25 november 2022 aan de orde is gesteld. De Raad heeft geoordeeld dat het, gelet op de hierbij betrokken belangen, niet aan de rechter maar aan de besluitgever is om hierover keuzes te maken en desgewenst de regeling aan te passen.
minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De minister heeft daarop gereageerd in brieven van 10 maart 2022 [9] , 25 november 2022 [10] en 28 april 2023 [11] aan de Tweede Kamer. In deze laatste brief heeft de minister aangegeven dat in de Voorjaarsnota 2023 middelen zijn vrijgemaakt om de loonloze periode als gevolg van het achteraf betalen van de WW-uitkering, dat evenals in de eerder genoemde brieven als knelpunt en als hardheid wordt benoemd, aan te pakken. Daarbij is vermeld dat de minister op dit moment met het Uwv uitwerkt op welke manier dit het beste uitvoerbaar is en dat de Kamer hierover in het derde kwartaal van 2023 geïnformeerd zal worden. Uit de Voorjaarsnota 2023 (blz. 140-141) wordt duidelijk dat de minister hiervoor voor 2024 ook geld heeft gereserveerd. [12]
WW-uitkering tijdens de WIA-referteperiode, wordt ervaren als een hardheid. […]
artikel 15, eerste lid, van het Dagloonbesluit niet langer door de minister wordt voorgestaan in gevallen waarin sprake is van een ziekmelding vanuit de WW die uiteindelijk resulteert in een WIA-uitkering en waarbij de toepassing van artikel 33 van de WW heeft geleid tot een loonloze periode in de referteperiode voor het dagloon. De minister maakt voor deze gevallen een andere politiek-bestuurlijke afweging dan voorheen, met als oogmerk het wegnemen van de nadelige gevolgen van deze loonloze periode. Uitsluitend voor deze doelgroep, wordt voorgesteld uit te gaan van het WW-dagloon. De minister heeft ervoor gekozen dit alleen te doen voor de werknemers die instromen in de WIA vanaf de datum van inwerkingtreding van de voor de zomer van 2024 aangekondigde regeling (zie bijlage 5, onder 1, van de hiervoor genoemde voortgangsbrief van 6 oktober 2023).
WGA- en IVA-uitkeringsgerechtigden die tot de genoemde doelgroep behoren aanzienlijke nadelige financiële gevolgen voor hen heeft zolang zij op die uitkering recht hebben. Zonder compensatie van het voortdurende nadelige effect van de toepassing van artikel 33 van de WW op de hoogte van het dagloon, vormt dit dagloon voor deze belanghebbenden geen redelijke afspiegeling van het loon in de periode direct voorafgaand aan het intreden van arbeidsongeschiktheid. De door de minister voorgestelde oplossing van dit al lang bestaande knelpunt neemt die nadelige gevolgen voor hen niet weg. Uit de hiervoor genoemde bijlage bij de voortgangsbrief van 6 oktober 2023 blijkt dat aan de door de minister voor de zomer van 2024 aangekondigde regeling vooralsnog geen terugwerkende kracht zal worden verleend.
(1 punt voor het verzoek met een wegingsfactor van 0,5). De totaal te vergoeden kosten bedragen € 4.816,36.
BESLISSING
G.A.J. van den Hurk als leden, in tegenwoordigheid van O.N. Haafkes als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 29 november 2023.