In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de hoogte van het dagloon voor de WIA-uitkering van appellant, die eerder een WW-uitkering ontving. Appellant had zich ziekgemeld na een periode van werk en ontving vervolgens een WIA-uitkering. Het Uwv had het dagloon vastgesteld op € 134,71, waarbij de WW-uitkering over mei 2017, die pas in juni 2017 was uitbetaald, niet was meegenomen in de berekening. Appellant betoogde dat deze uitkering wel meegeteld moest worden, omdat dit in strijd was met de verzekeringsgedachte en het beginsel dat het dagloon een redelijke afspiegeling moet zijn van het welvaartsniveau voor arbeidsongeschiktheid. De Raad heeft echter geoordeeld dat de keuze van het Uwv om de loon-in-systematiek toe te passen, waarbij het loon wordt verantwoord in het tijdvak waarin de betaling heeft plaatsgevonden, legitiem is. De Raad heeft bevestigd dat de wetgever bewust heeft gekozen voor deze systematiek, die administratieve lastenverlichting beoogt. De Raad heeft ook aangegeven dat het niet aan de rechter is om deze politieke keuze te herzien. De uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant, die het beroep van appellant ongegrond verklaarde, is bevestigd.