ECLI:NL:CRVB:2023:1918
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- E.E.V. Lenos
- E.P.J.M. Claerhoudt
- Rechtspraak.nl
Weigering kinderbijslag op grond van de AKW wegens ontbreken ingezetenschap
In deze uitspraak oordeelt de Centrale Raad van Beroep dat de Sociale verzekeringsbank (Svb) appellante terecht over het eerste tot en met het derde kwartaal van 2020 geen kinderbijslag op grond van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) heeft toegekend. De Raad volgt de rechtbank in het oordeel dat appellante op de peildata van die kwartalen nog geen ingezetene was. Appellante had op die momenten geen duurzaam tot haar beschikking staande woonruimte, geen werk en was nog maar kort in Nederland. De overige door appellante geschetste omstandigheden leidden ten tijde in geding niet tot een duurzame band van persoonlijke aard met Nederland. Het beroep op het evenredigheidsbeginsel slaagt niet.
De zaak betreft een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, waarin het beroep van appellante gegrond werd verklaard voor het vierde kwartaal van 2020, maar niet voor de eerste drie kwartalen. Appellante, die de Nederlandse nationaliteit heeft, kwam op 9 oktober 2019 vanuit Curaçao naar Nederland. De Svb had eerder aanvragen voor kinderbijslag afgewezen, omdat appellante op de relevante peildata niet als ingezetene kon worden aangemerkt. De rechtbank oordeelde dat appellante op 1 oktober 2020 als ingezetene kon worden aangemerkt, maar dat dit niet gold voor de eerdere peildata.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en stelt vast dat appellante op de peildata van het eerste tot en met het derde kwartaal van 2020 geen recht had op kinderbijslag, omdat zij niet als ingezetene van Nederland kon worden aangemerkt. De Raad benadrukt dat de bepalingen van de AKW dwingendrechtelijk zijn en dat er geen ruimte is voor een belangenafweging. De uitspraak van de Raad bevestigt de eerdere afwijzingen van de Svb en laat de weigering van kinderbijslag in stand.