ECLI:NL:CRVB:2023:141
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag Tozo 3 voor een niet-Nederlander zonder verblijfsrecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de afwijzing van een aanvraag voor de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo) door het college van burgemeester en wethouders van Utrecht. De appellant, een Turkse nationaliteit, had eerder een aanvraag ingediend voor algemene bijstand op grond van de Tozo, maar deze was afgewezen omdat hij niet de Nederlandse nationaliteit had en geen of niet de juiste verblijfsvergunning bezat. De Raad oordeelde dat het college zich terecht op het standpunt had gesteld dat appellant in de te beoordelen periode niet op grond van artikel 11, tweede lid, van de Participatiewet (PW) met een Nederlander kon worden gelijkgesteld. De Raad benadrukte dat er in beginsel geen ruimte is voor toetsing aan het evenredigheidsbeginsel, omdat de voorwaarden in de PW limitatief zijn opgesomd. Appellant had aangevoerd dat hij als echtgenoot van een EU-burger recht had op een afgeleid verblijfsrecht, maar de Raad oordeelde dat de informatie van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) niet had geleid tot de vaststelling dat appellant een verblijfsrecht had. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, die het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond had verklaard.