Uitspraak
PROCESVERLOOP
ZW-uitkering door de werkgever als eigenrisicodrager moet worden betaald.
SamenvattingHet gaat in deze zaak over de vraag of de door het Uwv aan werknemer toegekendeZW-uitkering door werkgever als eigenrisicodrager moet worden betaald. Het Uwv kan het oordeel van de rechtbank, dat het Uwv werkgever ten onrechte verantwoordelijk heeft gehouden voor betaling van de ZW-uitkering aan werknemer, niet volgen. De Raad komt tot het oordeel dat het Uwv terecht heeft beslist dat de aan werknemer toegekende ZW-uitkering door werkgever moet worden betaald.
Inleiding
32 uur per week. Op 9 maart 2018 heeft zij zich ziekgemeld. Op dat moment ontving zij een uitkering op grond van de Werkloosheidswet. Het Uwv heeft werknemer een ZW-uitkering toegekend. Op 24 september 2018 heeft een verzekeringsarts van het Uwv gerapporteerd over de (on)geschiktheid van werknemer voor haar werk als heftruckchauffeur na een eerdere hersteldverklaring per 3 september 2018.
13 februari 2019 gegrond verklaard en beslist dat werknemer pas vanaf 27 augustus 2018 recht heeft op een ZW-uitkering. Het Uwv heeft daaraan toegevoegd dat werkgever als eigenrisicodrager deze ZW-uitkering moet betalen.
9 maart 2018) ZW-uitkering blijven ontvangen en haar is per 6 maart 2020 een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toegekend. Nergens in het dossier blijkt dat daarbij andere medische omstandigheden dan waarvan sprake was bij de ziekmelding een rol hebben gespeeld. Onder punt 2.3 van de spreekuurrapportage van de bedrijfsarts wordt duidelijk een voortzetting dan wel herleving van dezelfde klachten van psychisch-medische aard gemeld waarvoor de werknemer eerder al tijdens de WW-periode ziekengeld ontving en waarvoor zij ook bij de aanvang van het dienstverband ziekengeld is blijven ontvangen. Op grond van artikel 63a, derde lid, van de ZW betaalt de eigenrisicodrager het door het Uwv toegekende ziekengeld aan de personen bedoeld in
artikel 29, tweede lid, onderdeel a, b en c, die laatstelijk (dat wil zeggen: vóór het intreden van de ongeschiktheid) tot hem in dienstbetrekking stonden. Naar het oordeel van de rechtbank moet worden geconcludeerd, dat werknemer bij aanvang van het dienstverband al ongeschikt was voor de als maatstaf geldende arbeid. Daarom heeft het Uwv werkgever ter zake van de uitval van werknemer kort na indiensttreding ten onrechte verantwoordelijk gehouden voor betaling van de ZW-uitkering aan werknemer.
4 juni 2018 respectievelijk 5 juli 2018 sprake van een nieuwe eerste dag van ongeschiktheid als bedoeld in artikel 29, derde lid, van de ZW omdat werknemer door een val op de werkvloer en de daaruit ontstane polsklachten van 4 tot 12 juni 2018 arbeidsongeschikt was en zij op 5 juli 2018 definitief is uitgevallen in verband met de polsklachten en psychische klachten. De rechtbank heeft niet, althans onvoldoende, meegewogen dat sprake is van een tweede zelfstandig recht op een ZW-uitkering. Omdat in dit geval geen sprake is van een mislukte werkhervatting als bedoeld in de rechtspraak tot 2019, gaat de verwijzing naar ECLI:NL:CRVB:2021:1128 niet op. De wetgever heeft in 2011 benadrukt dat een werknemer ongehinderd moet kunnen re-integreren en dat op dit punt geen sprake meer is van
risico-selectie.
Het oordeel van de Raad
Conclusie en gevolgen
M.C. Bruning als leden, in tegenwoordigheid van D. Schaap als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 31 augustus 2023.