In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 augustus 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. De appellant, een vader, had hoger beroep ingesteld tegen het besluit van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, waarin de ouderlijke bijdrage voor zijn zoon was vastgesteld op € 54,92 per maand voor de periode van september tot en met december 2020. De minister had deze bijdrage vastgesteld op basis van de inkomensgegevens van de Belastingdienst, zonder dat de appellant de inkomensgegevens van de andere ouder had kunnen inzien. De rechtbank had het beroep van de appellant ongegrond verklaard, maar de Raad oordeelde dat het bestreden besluit een motiveringsgebrek vertoonde. De Raad oordeelde dat de minister niet voldoende had onderbouwd hoe de ouderlijke bijdrage was vastgesteld en dat de appellant recht had op inzage in de relevante gegevens. De Raad heeft het bestreden besluit vernietigd en de minister opgedragen een nieuw besluit te nemen, waarin de benodigde gegevens worden vermeld. Tevens is de minister veroordeeld in de proceskosten van de appellant, die zijn reiskosten voor het bijwonen van de zittingen vergoed kreeg. De uitspraak benadrukt het belang van transparantie en motivering in bestuursrechtelijke besluiten, vooral in zaken die de financiële verplichtingen van ouders betreffen.