In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 april 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een besluit van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De Raad heeft eerder op 23 augustus 2023 een uitspraak gedaan waarin de rechtbank Gelderland werd vernietigd en de minister werd opgedragen om een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. De minister heeft op 19 september 2023 een nieuwe beslissing genomen, waartegen appellant beroep heeft ingesteld en verzocht om schadevergoeding. De Raad heeft geoordeeld dat het nadere besluit van de minister het eerder vastgestelde motiveringsgebrek heeft hersteld. Het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn is toegewezen, terwijl het verzoek om immateriële schadevergoeding is afgewezen. De Raad heeft vastgesteld dat de gezamenlijke ouderlijke bijdrage correct is berekend en dat de minister in de proceskosten van appellant moet worden veroordeeld. De totale procedure heeft meer dan vier jaar geduurd, wat leidt tot een schadevergoeding van € 1.000,- voor de overschrijding van de redelijke termijn. De Raad heeft de minister ook veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 46,78 en het griffierecht van € 50,-.