Uitspraak
21 3813 WW
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
This letter is confirmation of our talk on the 26th of June 2018, whereby you were
Werkgever het dienstverband met Werknemer wil beëindigen en daartoe het initiatief neemt. Werknemer van het ontslag geen verwijt kan worden gemaakt en er geen sprake is van een dringende reden als bedoeld in artikel 7:678 BW.(…)”
“
De arbeidsovereenkomst tussen Werkgever en Werknemer eindigt met wederzijds
Werknemer met ingang van 26 juni 2018 tot aan de einddatum vrijgesteld van
“
Werkgever betaalt de Werknemer het salaris en emolumenten tot aan einddatum. Ook bouwt de werknemer tot einddatum vakantiegeld op. Werkgever zal in het kader van de beëindiging van het dienstverband aan Werknemer een vergoeding betalen ter hoogte van€ 11.651,- bruto. Werknemer zal een vergoeding van € 2.000,- bruto betalen ter compensatie voor het voorzien van een nieuwe medewerker die in dienst is getreden op 2 januari 2018 (volgens de regels van de Employee Guidelines(…)”
Werkgever zal Werknemer uiterlijk op 1 oktober 2018 een correcte eindafrekening doen
“
Partijen komen overeen dat zij zich nu en in de toekomst niet negatief over elkaar zullen
De feiten zoals u die weergeeft zijn correct. Dat heeft ook toe geleid dat wij als organisatie hebben besloten het dienstverband met de heer [appellant] op te zeggen.
WW-uitkering in de periode van 1 oktober 2018 tot en met 29 februari 2020 zal worden teruggevorderd.
BESLISSING
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep tegen het besluit van 1 oktober 2020 gegrond en vernietigt dat besluit;
- herroept het besluit van 1 mei 2020 en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het besluit van 1 mei 2020;
- veroordeelt het Uwv in de kosten van appellant tot een bedrag van € 5022,-;
- bepaalt dat het Uwv aan appellant het in beroep betaalde griffierecht van € 48,- vergoedt.