Uitspraak
21 3590 WAJONG, 21/3592 WAJONG
7 september 2021, 18/6850 en 20/2160 (aangevallen uitspraak) en uitspraak op het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 juli 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de eerdere uitspraken van de rechtbank Den Haag. De appellant, geboren in 1985, had in 2010 een aanvraag ingediend voor arbeids- en inkomensondersteuning op basis van de Wajong 2010, welke was afgewezen. In 2018 diende hij een nieuwe aanvraag in voor de Wajong 2015, die eveneens werd afgewezen. Appellant verzocht in 2019 om herziening van het eerdere besluit van 2010, maar het Uwv weigerde dit omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren. De rechtbank bevestigde deze afwijzing. In hoger beroep stelde appellant dat er wel nieuwe feiten waren, waaronder latere diagnoses van psychische aandoeningen, die zijn situatie zouden kunnen veranderen. De Raad oordeelde echter dat de eerdere afwijzing van het Uwv terecht was, omdat de nieuwe informatie niet leidde tot een andere beoordeling van zijn belastbaarheid op de relevante datum in 2010. Daarnaast werd het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure toegewezen, waarbij de Raad oordeelde dat de redelijke termijn was overschreden in de bestuurlijke en rechterlijke fase van de procedure. De Raad veroordeelde het Uwv en de Staat tot betaling van schadevergoeding aan appellant.