In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 juni 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Noord-Nederland. De appellant, een voormalig brandweerman, had een verzoek ingediend om erkenning van aansprakelijkheid en schadevergoeding voor psychische schade, specifiek posttraumatische stressstoornis (PTSS), die hij stelt te hebben opgelopen door traumatische ervaringen tijdens zijn werk. Het college van burgemeester en wethouders van Emmen had eerder geweigerd aansprakelijkheid te erkennen, met de motivatie dat de omstandigheden inherent waren aan de functie van brandweerman en derhalve niet als buitensporig konden worden aangemerkt. De rechtbank had deze beslissing bevestigd.
De Raad heeft echter geoordeeld dat de afwijzing van de schadevergoeding onvoldoende gemotiveerd was. De Raad heeft vastgesteld dat de appellant tijdens zijn dienstverband met meerdere ingrijpende incidenten te maken heeft gehad, waaronder confrontaties met dodelijke slachtoffers. De Raad heeft de eerdere opvatting herzien dat dergelijke ervaringen inherent zijn aan de functie en heeft geconcludeerd dat deze ervaringen, zeker als ze zich herhaaldelijk voordoen, in het gewone leven uitzonderlijk zijn en als buitensporig kunnen worden aangemerkt. De Raad heeft het college opgedragen om een nieuw besluit te nemen, waarbij het college moet aantonen dat het zijn zorgplicht jegens de appellant is nagekomen. Tevens heeft de Raad bepaald dat de appellant recht heeft op vergoeding van zijn proceskosten en het betaalde griffierecht.