In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 juni 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek om schadevergoeding van een vrijwillige brandweerman, appellant, die medische klachten heeft ontwikkeld na deelname aan een brandweeroefening. De appellant, die sinds 1 september 2005 in dienst was bij de vrijwillige brandweer van Enschede, heeft op 12 november 2012 deelgenomen aan een oefening waarbij hij een zwaar lotusslachtoffer moest tillen. Tijdens deze oefening raakte hij onwel en heeft hij ernstige medische klachten ontwikkeld, waaronder een conversiestoornis. Het college van burgemeester en wethouders van Enschede heeft het verzoek om schadevergoeding afgewezen, wat door de rechtbank Overijssel is bevestigd. De Raad heeft echter geoordeeld dat het college de oefening onvoldoende zorgvuldig heeft ingericht, waardoor de appellant is blootgesteld aan werkomstandigheden die objectief bezien een buitensporig karakter droegen. De Raad heeft vastgesteld dat er een oorzakelijk verband bestaat tussen de werkomstandigheden en de psychische klachten van de appellant. De Raad heeft het bestreden besluit van het college vernietigd en het verzoek om schadevergoeding gegrond verklaard. Tevens is het college veroordeeld tot vergoeding van de kosten van rechtsbijstand van de appellant.