In deze zaak heeft appellant op 26 juni 2019 een aanvraag om bijstand ingediend, met als gewenste ingangsdatum 1 april 2019. De aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Vlaardingen, omdat appellant niet aannemelijk had gemaakt dat hij in bijstandbehoevende omstandigheden verkeerde. Het college had eerder voorschotten verstrekt, maar deze werden later teruggevorderd. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het college ten onrechte geen belangenafweging had gemaakt bij de terugvordering van de voorschotten. De Raad vernietigde het besluit tot terugvordering en droeg het college op om opnieuw te beslissen, waarbij het alle relevante belangen moet afwegen. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige belangenafweging bij terugvordering van bijstandsvoorschotten, vooral voor kwetsbare groepen. De Raad heeft ook de kosten van de rechtsbijstand van appellant toegewezen.