1.4.In de uitspraak van 25 oktober 2022 heeft de Raad – voor zover hier van belang – de uitspraak van de rechtbank vernietigd, het beroep tegen het besluit van 31 maart 2020 dat ziet op de terugvordering gegrond verklaard en dat besluit vernietigd. De Raad heeft daartoe, samengevat, overwogen dat uit de tekst van artikel 58, tweede lid, aanhef en onder d, van de PW volgt dat het college niet verplicht is om voorschotten terug te vorderen. Dit brengt mee dat het college bij de uitoefening van de bevoegdheid tot terugvordering een belangenafweging moet maken en dat het college dit ten onrechte niet heeft gedaan. De Raad heeft het college opgedragen een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar tegen besluit 2 en heeft daarbij het volgende opgemerkt:
“Het college dient bij de beoordeling of en op welke wijze gebruik wordt gemaakt van de bevoegdheid tot terugvorderen van de aan appellant verleende voorschotten alle relevante belangen van dit geval vast te stellen en tegen elkaar af te wegen. Het college zal, gelet op artikel 3:4, tweede lid, van de Awb, moeten beoordelen of de nadelige gevolgen van de terugvordering voor appellant niet onevenredig zijn in verhouding tot de doelen die met het besluit worden gediend. [...] Bij de uitoefening van de bevoegdheid om voorschotten terug te vorderen dient het college ook acht te slaan op het in de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 2 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:285, geschetste beoordelingskader bij uitoefening van bestuursbevoegdheden met beleidsruimte.” Ook heeft de Raad bepaald dat tegen de nieuwe te nemen beslissing op bezwaar rechtstreeks beroep open staat bij de Raad.
2. Met een besluit van 22 december 2022 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van appellant gedeeltelijk gegrond verklaard en de hoogte van de terugvordering verlaagd naar € 1.781,-. Daaraan ligt – voor zover hier van belang – het volgende ten grondslag. Het college stelt zich op het standpunt dat het besluit tot terugvordering geschikt en noodzakelijk is om het doel van een goede besteding van gemeenschapsgeld te bereiken. Het college vordert de eerste twee voorschotten die zijn verstrekt op 26 juli 2019 en op 17 augustus 2019 terug. Wat het derde, op 3 oktober 2019 verstrekte, voorschot betreft, heeft het college zich ten tijde van de verstrekking van dat voorschot onvoldoende gerealiseerd dat op basis van de op dat moment voorhanden zijnde gegevens geconcludeerd kon worden dat geen recht bestond op bijstand. Toch heeft het college het derde voorschot verstrekt. In het kader van de beoordeling van de evenwichtigheid ziet het college daarom af van terugvordering van dit voorschot. In het tijdsverloop ziet het college geen aanleiding tot een verdere beperking van de terugvordering. Tussen de aanvraag en besluit 2 zijn ongeveer vier en een halve maand verstreken. In de zesmaandenjurisprudentie kan de bevoegdheid tot terugvorderen niet worden gebruikt indien een periode van zes maanden is verstreken na de ontvangst van een signaal dat ten onrechte of teveel bijstand wordt betaald. Indien een parallel wordt getrokken met die rechtspraak, dan blijft het college met de terugvordering van de resterende voorschotten binnen die periode van zes maanden. Wat de financiële omstandigheden van appellant betreft kent het college bovendien betekenis toe aan het feit dat de aanvraag om bijstand is afgewezen omdat appellant niet in bijstandbehoeftige omstandigheden verkeerde, hij een inkomen heeft waaruit hij de terugvordering kan voldoen en ook dat hij bij de invordering de bescherming geniet van de beslagvrije voet.
Het standpunt van appellant
3. Appellant is het met het bestreden besluit niet eens. Wat hij daartegen heeft aangevoerd wordt hierna besproken.
Het oordeel van de Raad
4. De Raad beoordeelt of het college op juiste wijze uitvoering heeft gegeven aan de uitspraak van 25 oktober 2022. Hij doet dat aan de hand van de argumenten die appellant heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het beroep niet slaagt. Hierna legt de Raad uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. De wettelijke regels die voor de beoordeling van het beroep belangrijk zijn, zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.