15. Bovenstaande klemt temeer nu de intrekking en terugvordering, zoals door verweerder ook ter zitting bevestigd, niet is gebaseerd op schending van de inlichtingenplicht, zoals is vermeld op pagina 3 van het bestreden besluit, maar op grond van het feit dat er anderszins teveel bijstand is uitgekeerd, zoals op pagina 1 van het bestreden besluit is vermeld. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het er echter alle schijn van dat een schending van de inlichtingenplicht eiseres wel degelijk (impliciet) wordt verweten en leidend is geweest in het onderzoek naar de vraag of er al dan niet ten onrechte bijstand is verleend tussen 21 november 2021 en 8 januari 2022, nu de overwegingen van het bestreden besluit (pagina’s 3 en 4) alleen ingaan op de vermeende schending van de inlichtingenplicht.
15. Uit het vorenstaande volgt dat aan het bestreden besluit op deze punten zorgvuldigheidsgebreken kleven.
Belangenafweging
15. Ter zitting heeft verweerder gesteld dat de intrekking zijn grondslag vindt in artikel 54, derde lid, tweede volzin, van de Pw en de terugvordering zijn grondslag vindt in artikel 58, tweede lid, onder a van de Pw. In artikel 54, derde lid, tweede volzin is bepaald dat onverminderd het elders in deze wet bepaalde ter zake van herziening of intrekking van een besluit tot toekenning van bijstand, het college een besluit tot toekenning van bijstand kan herzien of intrekken, indien anderszins de bijstand ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend. In artikel 58, tweede lid, onder a, van de Pw is bepaald dat het college de verleende kosten van bijstand kan terugvorderen, voor zover de bijstand anders dan in het eerste lid, ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend.
15. De herziening op basis van artikel 54, derde lid, tweede volzin, van de Pw en de terugvordering op basis van artikel 58, tweede lid, onder a van de Pw betreft een discretionaire bevoegdheid, met beleidsruimte voor verweerder. Dat heeft tot gevolg dat verweerder een deugdelijke belangenafweging moet maken die uit het besluit ook kenbaar moet blijken. Het bestreden besluit geeft echter geen blijk van een belangenafweging.
15. Eiseres heeft in bezwaar en aangevuld in beroep uitdrukkelijk omstandigheden naar voren gebracht die zien op haar belangen (onder meer dat zij door een brand haar woning is kwijtgeraakt, waardoor zij ook veel extra kosten heeft moeten maken en dat verweerder de menselijke maat uit het oog heeft verloren). De rechtbank overweegt dat uit de motivering van het bestreden besluit (en het verweerschrift) niet kenbaar blijkt dat verweerder die argumenten heeft betrokken in de besluitvorming.
15. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder de beleidsruimte die deze (discretionaire) bevoegdheid geeft, niet nader heeft ingevuld. Weliswaar wordt in het beleid van verweerder wel gerefereerd aan die bevoegdheid, maar in de tekst van het beleid staat niet meer dan dat het college in alle gevallen waarin het op grond van de wetten bevoegd is om uitkeringsbesluiten in te trekken en een uitkering terug te vorderen in volle omvang gebruik maakt van deze bevoegdheden, behoudens als dringende redenen dit rechtvaardigen of indien en voor zover de bepalingen een bijzondere grond voor matiging opleveren. Dan kan het college geheel of gedeeltelijk afzien van terugvordering. Dit betekent dus dat verweerder op dit punt eigenlijk geen beleid voert.