Uitspraak
19.2713 PW, 20/963 PW
10 mei 2019, 18/6300 (aangevallen uitspraak 1), en van 24 januari 2020, 19/4500 (aangevallen uitspraak 2)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 maart 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de uitspraken van de rechtbank Rotterdam. Appellante had bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van een babyuitzet, maar haar aanvraag werd op 4 juli 2018 afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. Appellante maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar dit bezwaar werd niet-ontvankelijk verklaard omdat het te laat was ingediend. Appellante stelde dat zij om medische redenen niet in staat was om tijdig bezwaar te maken, maar de Raad oordeelde dat zij niet aannemelijk had gemaakt dat deze termijnoverschrijding verschoonbaar was. Daarnaast had appellante een herzieningsverzoek ingediend, maar ook dit verzoek werd afgewezen omdat er geen nieuw gebleken feiten of omstandigheden waren. De Raad bevestigde de eerdere uitspraken van de rechtbank en oordeelde dat de afwijzing van zowel het bezwaar als het herzieningsverzoek niet evident onredelijk was. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige indiening van bezwaarschriften en de voorwaarden waaronder herzieningsverzoeken kunnen worden gehonoreerd.