ECLI:NL:CRVB:2013:2196

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
25 oktober 2013
Publicatiedatum
25 oktober 2013
Zaaknummer
11-1000 AKW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening kinderbijslag en niet-ontvankelijkheid bezwaar wegens overschrijding bezwaartermijn

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 oktober 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Haarlem. De zaak betreft een bezwaar van appellante tegen de herziening van haar kinderbijslag door de Sociale verzekeringsbank (Svb). De Svb had op 1 juli 2009 aan appellante medegedeeld dat de kinderbijslag voor haar kinderen met terugwerkende kracht zou worden herzien, en dat er een bedrag van € 12.922,95 aan teveel betaalde kinderbijslag zou worden teruggevorderd. Appellante heeft op 11 november 2009 een bezwaarschrift ingediend, maar dit werd niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn. De rechtbank heeft het beroep tegen deze beslissing ongegrond verklaard.

In hoger beroep heeft appellante betoogd dat een schriftelijke weergave van een telefonisch contact op 17 juli 2009 als een bezwaarschrift had moeten worden aangemerkt. De Raad overweegt dat volgens artikel 6:4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bezwaar schriftelijk moet worden gemaakt. De Raad concludeert dat het bezwaar van appellante te laat is ingediend, omdat zij herhaaldelijk is gewezen op de noodzaak van een schriftelijke indiening.

De Raad heeft ook overwogen dat er geen dringende redenen zijn om van terugvordering af te zien, aangezien appellante niet heeft aangetoond dat de terugvordering onaanvaardbare financiële of sociale gevolgen zou hebben. De besluiten van de Svb tot herziening van de kinderbijslag blijven daarom in stand. De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst de verzoeken van appellante af.

Uitspraak

11/1000 AKW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van
30 december 2010, 10/3299 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. S.S.L. Haimé, advocaat, hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 juli 2013. Namens appellante is verschenen mr. Haimé. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. P.C.A. Buskens.

OVERWEGINGEN

1.1. Met een besluit van 1 juli 2009 heeft de Svb appellante medegedeeld dat de kinderbijslag die zij voor haar kinderen [kind A.] en [kind B.], beiden geboren op [in 1] 1993, ontving met ingang van het vierde kwartaal van 2005 wordt herzien. Met een besluit van eveneens
1 juli 2009 heeft de Svb appellante medegedeeld dat de kinderbijslag die zij voor [kind C.] geboren [in 2]1992, ontving met ingang van het vierde kwartaal van 2007 wordt herzien. Tot slot heeft de Svb bij brief van 1 juli 2009 aangekondigd dat van appellante de teveel betaalde kinderbijslag ten bedrage van € 12.922,95 zal worden teruggevorderd en is zij in de gelegenheid gesteld een voorstel voor terugbetaling te doen.
1.2. Met een besluit van 30 september 2009 heeft de Svb aan appellante medegedeeld dat van haar € 12.922,95 wordt teruggevorderd en op welke wijze zij dit dient te voldoen.
1.3. Een bezwaarschrift is door de Svb op 11 november 2009 ontvangen. In een beslissing op bezwaar van 27 mei 2010 (bestreden besluit) is het bezwaar tegen de twee herzieningsbesluiten van 1 juli 2009 niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn. Op het bezwaar tegen het besluit van 30 september 2009 is door de Svb besloten dat het terug te betalen bedrag hetzelfde blijft, maar dat de periode waarin appellante dit dient te voldoen wordt verlengd en dat het maandelijks te voldoen bedrag wordt verlaagd.
2.
De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daartoe is overwogen dat geen aanleiding bestaat een rapport van een telefonisch contact op 17 juli 2009 aan te merken als een, niet volledig, bezwaarschrift tegen de herzieningsbesluiten. Nu vaststaat dat appellante over het vierde kwartaal van 2005 tot en met het eerste kwartaal van 2008 teveel kinderbijslag heeft ontvangen, is de Svb terecht tot terugvordering overgegaan. Van dringende redenen om geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien is geen sprake.
3.
In hoger beroep benadrukt appellante met name, onder verwijzing naar de uitspraken van de Raad van 9 december 2003, LJN AO0729, en 9 juni 2010, LJN BM7239, dat het telefoonrapport dat is opgemaakt naar aanleiding van een contact tussen appellante en de Svb op 17 juli 2009 aangemerkt had moeten worden als een bezwaarschrift tegen de herzieningsbesluiten van 1 juli 2009. Het bezwaar is dus tijdig ingediend.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
In artikel 6:4, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat het maken van bezwaar geschiedt door het indienen van een bezwaarschrift bij het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen. Dit betekent dat uitsluitend schriftelijk bezwaar kan worden gemaakt. Weliswaar is de schriftelijke weergave van een klantcontact soms aan te merken als een (voorlopig) bezwaarschrift (de Raad wijst in dit verband naar zijn onder 3 genoemde uitspraken), maar dit wil niet zeggen dat iedere schriftelijke weergave van een telefonisch contact of loketbezoek aangemerkt kan worden als een voorlopig bezwaarschrift. Alleen in uitzonderlijke situaties kan hiervan sprake zijn. Uit de stukken blijkt dat in de besluiten van
1 juli 2009 is vermeld en appellante er tijdens het telefonisch contact op 17 juli 2009 op is gewezen dat het bezwaar schriftelijk gemaakt moet worden. Nu het schriftelijke bezwaar van appellante door de Svb is ontvangen na afloop van de bezwaartermijn, is het bezwaar te laat ingediend.
4.2.
Op grond van artikel 6:11 van de Awb blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. Appellante stelt, door ervaringen in het verleden, aangenomen te hebben dat de Svb de besluiten van 1 juli 2009 zou heroverwegen naar aanleiding van het telefonisch contact op
17 juli 2009. Zoals in 4.1 is uiteengezet is appellante er herhaaldelijk op gewezen dat het bezwaar schriftelijk ingediend moest worden. De Raad kan appellante dan ook niet volgen in haar stelling dat zij mocht aannemen dat de Svb de besluiten van 1 juli 2009 zou heroverwegen.
4.3.
Uit 4.1 en 4.2 volgt dat de besluiten van 1 juli 2009 tot herziening van de kinderbijslag in rechte vaststaan, nu hiertegen niet tijdig bezwaar is gemaakt. Op grond van artikel 24 van de Algemene Kinderbijslagwet is de Svb verplicht de te veel betaalde kinderbijslag van appellante terug te vorderen, tenzij dringende redenen zich hiertegen verzetten. Het gaat daarbij om zeer bijzondere, individuele, omstandigheden, die maken dat terugvordering onaanvaardbare financiële en/of sociale gevolgen heeft. Van dergelijke gevolgen is niet gebleken. Bij het vaststellen van de hoogte van het maandelijks terug te betalen bedrag is door de Svb rekening gehouden met de financiële omstandigheden van appellante. Appellante heeft niet aannemelijk gemaakt dat desondanks onaanvaardbare gevolgen ontstaan door de terugvordering van de teveel betaalde kinderbijslag.
4.4.
Uit 4.1 tot en met 4.3 volgt dat de rechtbank terecht het bestreden besluit in stand heeft gelaten. De aangevallen uitspraak dient dan ook bevestigd te worden.
5.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door T.L. de Vries, in tegenwoordigheid van I.J. Penning als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 25 oktober 2013.
(getekend) T.L. de Vries
(getekend) I.J. Penning
GdJ