ECLI:NL:CRVB:2020:3548
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing herzieningsverzoek inzake intrekking bijstandsuitkering op basis van artikel 54 PW
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Appellant, die sinds 6 september 2011 bijstand ontving, had een verzoek ingediend om terug te komen van een intrekkingsbesluit dat was genomen op basis van artikel 54, lid 4 van de Participatiewet (PW). Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam had de bijstand van appellant ingetrokken omdat hij niet was verschenen op uitnodigingen voor gesprekken en geen informatie had verstrekt. Appellant stelde dat het college hem had opgeroepen op een adres waarvan het college wist dat hij daar niet meer woonde, en dat dit de afwijzing van zijn herzieningsverzoek evident onredelijk maakte.
De Raad oordeelde dat de afwijzing van het herzieningsverzoek niet evident onredelijk was. Er waren geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden die de herziening rechtvaardigden. De Raad benadrukte dat de bestuursrechter niet alleen op basis van de juistheid van het oorspronkelijke besluit kan oordelen, maar dat er ook sprake moet zijn van evident onredelijkheid in de afwijzing van het herzieningsverzoek. De Raad bevestigde dat de omstandigheden van de zaak niet uitzonderlijk genoeg waren om tot een ander oordeel te komen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.