ECLI:NL:RBROT:2021:11820
Rechtbank Rotterdam
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep en verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak
In deze gecombineerde uitspraak van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 30 november 2021, zijn de zaken ROT 21/5177 en ROT 21/5689 aan de orde. De rechtbank behandelt een beroep tegen een besluit van de Autoriteit Consument en Markt (ACM) waarbij een bestuurlijke boete van € 100.000 is opgelegd aan eiseres wegens overtreding van de Wet handhaving consumentenbescherming. Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, maar de rechtbank oordeelt dat het beroep niet-ontvankelijk is. De rechtbank stelt vast dat de beroepstermijn op 20 augustus 2021 begon en op 30 september 2021 eindigde. Eiseres heeft het beroepschrift pas op 4 oktober 2021 ter post bezorgd, wat vier dagen na de termijn was. De rechtbank wijst de stelling van de gemachtigde van eiseres af dat het beroepschrift tijdig is verzonden, omdat de datum van postbezorging niet overeenkomt met de laatste dag van de termijn. Bovendien is de termijnoverschrijding niet verschoonbaar, aangezien er geen medische verklaring is over de onmogelijkheid om tijdig beroep in te stellen. De rechtbank concludeert dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, waardoor voortzetting van het onderzoek niet nodig is. Daarnaast verklaart de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening ook niet-ontvankelijk, omdat eiseres niet tijdig het griffierecht heeft voldaan. De rechtbank wijst erop dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.