ECLI:NL:CRVB:2021:3201
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering en zorgvuldigheid van medisch onderzoek door Uwv
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellant, die zich ziek had gemeld met rugklachten. De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) niet met de vereiste zorgvuldigheid was verricht. Appellant had zich per 8 oktober 2018 ziek gemeld en was vanaf 3 december 2018 in aanmerking gebracht voor ziekengeld. Het Uwv had vastgesteld dat appellant met ingang van 8 november 2019 geen recht meer had op ziekengeld, omdat hij meer dan 65% van zijn maatmaninkomen kon verdienen. Dit besluit werd door appellant bestreden, waarbij hij aanvoerde dat hij meer beperkt was dan het Uwv had aangenomen en dat er geen spreekuurcontact met een verzekeringsarts had plaatsgevonden.
De Raad oordeelde dat het ontbreken van een spreekuurcontact met een verzekeringsarts in de primaire fase van het onderzoek niet zorgvuldig was. De Raad volgde het standpunt van het Uwv niet dat het spreekuurcontact geen toegevoegde waarde had. De Raad concludeerde dat het medisch onderzoek in de bezwaarfase niet met de vereiste zorgvuldigheid was verricht, en dat het Uwv het bezwaar van appellant ten onrechte ongegrond had verklaard. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd, en het beroep van appellant werd gegrond verklaard. Het Uwv werd opgedragen om een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen, waarbij de Raad aangaf dat tegen deze nieuwe beslissing slechts beroep kon worden ingesteld bij de Raad. Tevens werd het verzoek van appellant om schadevergoeding afgewezen, en werd het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 2.992,-.