ECLI:NL:CRVB:2021:1491
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WIA-uitkering en zorgvuldigheid medisch onderzoek door niet-geregistreerde arts
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg, die haar beroep tegen een besluit van het Uwv ongegrond verklaarde. Appellante, die als pedagogisch medewerker werkte, had zich ziek gemeld met cardiale klachten en verzocht om een WIA-uitkering. Het Uwv weigerde deze uitkering, omdat appellante minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. De primaire beoordeling was uitgevoerd door een arts die niet geregistreerd was als verzekeringsarts, wat door appellante als onzorgvuldig werd betwist. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was, omdat een geregistreerde verzekeringsarts het rapport van de niet-geregistreerde arts had beoordeeld en medeondertekend. In hoger beroep herhaalde appellante haar bezwaren en voerde aan dat het ontbreken van een spreekuurcontact met een geregistreerde verzekeringsarts de zorgvuldigheid van het besluit in gevaar bracht. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde dat het medisch onderzoek in de bezwaarfase niet met de vereiste zorgvuldigheid was uitgevoerd, omdat er geen spreekuurcontact had plaatsgevonden. De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak en verklaarde het beroep gegrond, waardoor het Uwv werd opgedragen om een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. Tevens werd het verzoek om schadevergoeding afgewezen, omdat niet duidelijk was of appellante schade had geleden. De proceskosten werden toegewezen aan appellante.