Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres], uit [woonplaats], eiseres
Samenvatting
Procesverloop
Met het bestreden besluit van 20 maart 2025 op het bezwaar van eiseres is het UWV bij dat besluit gebleven.
Eiseres is eerder werkzaam geweest als [beroep] voor 33,25 uur per week. Voor deze werkzaamheden is eiseres op 27 februari 2023 uitgevallen met lichamelijke klachten als gevolg van (long)covid. Eiseres is op 26 december 2023 ziek uit dienst gegaan.
Hierna is zij door het UWV in aanmerking gebracht voor een ZW-uitkering.
Zij voert aan dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is geweest omdat zij in de primaire fase door een niet als verzekeringsarts geregistreerde arts is gezien. Eiseres betwijfelt of er sprake is van een BIG-registratie en ze vraagt zich af waar de supervisie van de verzekeringsarts uit heeft bestaan.
Voorts stelt eiseres dat sprake is van inconsistenties tussen beide rapportages.
De arts in de primaire fase zou hebben vermeld dat ze het verhaal van eiseres niet consistent vindt. Eiseres kan dit niet terugvinden in het verslag waar zij de beschikking over heeft.
Eiseres stelt dat haar geloofwaardigheid in twijfel wordt getrokken. Zij heeft zich daarbij niet kunnen verdedigen bij de verzekeringsarts bezwaar en beroep omdat zij geen kennis had van deze opmerking.
Eiseres stelt verder, dat niet alle relevante medische gegevens betrokken zijn.
Haar psychische klachten als gevolg van longcovid zijn onvoldoende meegewogen. Daarbij verwijst zij naar gepubliceerde artikelen in Nature Mental Health en rapporten van de WHO uit 2024. Haar ogenschijnlijk ‘sterke’ gedrag is een vorm van maskergedrag, een overlevingsstrategie die voorkomt bij complexe trauma’s. Dit wordt erkend in de psychologische literatuur (Clark & Roepke, 2023). Het UWV heeft zowel tijdens de eerste als de tweede beoordeling nagelaten haar psychische weerbaarheid mee te nemen. Er is geen ruimte gelaten voor de context van overlevingsgedrag. Eiseres verwijst naar de informatie van de psycholoog die dit ook omschrijft in haar toelichting. Ten onrechte is geen informatie opgevraagd bij haar behandelaar Evenzicht. Mogelijk heeft zij (c)PTSS. Haar behandelaars zijn terughoudend met het verstrekken van informatie, daarom lag het op de weg van het UWV om informatie op te vragen naar de precieze aard van haar klachten.
De opvatting van het UWV dat alleen objectiveerbare klachten worden meegenomen, is volgens eiseres onterecht, vooral bij longcovid. Symptomen als vermoeidheid, hersenmist, overprikkeling en kortademigheid zijn erkend in medische richtlijnen en valide, ook als ze niet altijd zichtbaar zijn in objectief onderzoek.
Ook is eiseres doorverwezen naar een longcovid fysiotherapeut, een ergotherapeut en een psycholoog. Zowel de ergotherapeut als de psycholoog behandelen eiseres een jaar later nog steeds: ze is nog steeds niet beter. De fysiotherapeut is niet gestopt omdat ze beter is, maar omdat eiseres recht had op één jaar fysiotherapie en dat jaar voorbij was.
Eiseres vraagt zich af of het UWV in deze fase de juiste wettelijke kaders heeft gehanteerd, en of de beoordeling rechtmatig heeft plaatsgevonden. Gezien het feit dat zij nog in de ZW zat, had de beoordeling uitsluitend op basis van de ZW mogen plaatsvinden.
Eiseres verwijst, ter onderbouwing van haar stelling dat zij meer beperkingen heeft, naar informatie van haar behandelend ergotherapeut. Lopen is een andere belasting dan tillen. Dit laatste is een piekbelasting en vraagt meer van haar. Gelet op haar beperkingen zijn de geduide functies ook niet geschikt. De functies zijn fysiek te inspannend. Daarnaast zorgen de functies voor overprikkeling door omgevingsgeluid, terwijl prikkelgevoeligheid expliciet is opgenomen in de FML.
Beoordeling door de rechtbank
Uit het bestreden besluit blijkt dat dit het toetsingskader is dat door het UWV is gehanteerd. Eiseres wordt dan ook niet gevolgd in haar betoog dat een onjuist toetsingskader zou zijn gehanteerd.
Haar conclusies heeft de arts voldoende begrijpelijk neergelegd in de rapportage van 15 maart 2024. Het sociaal-medisch oordeel is getoetst en akkoord bevonden door een verzekeringsarts.
Het is vaste rechtspraak dat de enkele omstandigheid dat de arts die het primaire onderzoek heeft verricht nog in opleiding is tot specialist verzekeringsgeneeskunde, niet kan leiden tot de conclusie dat het medisch onderzoek reeds daarom niet zorgvuldig is geweest. [1] Voorts vloeit uit vaste rechtspraak voort dat als een arts in opleiding tot verzekeringsarts het spreekuur verricht en het rapport opstelt en een verzekeringsarts in zijn hoedanigheid van mentor/begeleider dit rapport met zijn handtekening voor zijn rekening heeft genomen dit eveneens zorgvuldig wordt bevonden. [2]
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft een dossieronderzoek verricht. Verder heeft hij eiseres gesproken op de hoorzitting en onderzocht op het spreekuur van 24 januari 2025 en informatie opgevraagd bij haar huisarts, Mindfit en fysiotherapeut. De informatie van de huisarts bevatte ook de specialistenbrieven van Mindfit gericht aan de huisarts en de reden van verwijzing naar Evenzicht. Hierin heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep reden kunnen zien om geen nadere informatie op te vragen bij Evenzicht, omdat de specialistenbrieven al een duidelijk beeld schetsten van de medische situatie van eiseres op de datum in geding.
Eiseres heeft gesteld dat er sprake was van verschillen tussen beide rapportages en dat zij vermoedt dat zij een andere rapportage heeft gehad dan de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft ontvangen. Hierdoor heeft zij niet kunnen reageren op de als inconsistenties aangeduide opmerkingen in de rapportage van de primaire arts.
Gelet op de verklaring van het UWV ter zitting acht de rechtbank het niet uitgesloten dat eiseres een verzekeringsgeneeskundige rapportage heeft ontvangen en de verzekeringsarts bezwaar en beroep de volledige medische beoordeling. Hieruit volgt echter niet dat eiseres is geschaad in haar verdediging. Zij is immers in persoon gezien door de verzekeringsarts bezwaar en beroep, die eigen onderzoek heeft verricht en ook informatie heeft opgevraagd bij behandelaars. Daar komt bij dat aan de eerder aangeduide inconsistenties geen doorslaggevende waarde is gehecht door de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
Ten slotte wil de rechtbank eiseres meegeven dat de bewoordingen “inconsistenties” niet zonder meer betekent dat het UWV stelt dat zij zou liegen; het betekent slechts dat niet alle verklaringen op dat onderdeel hetzelfde zijn.
pleasen, haar gevoel opzij te zetten, zichzelf te willen bewijzen en kritisch te zijn naar zichzelf. Emoties leken op dat moment een weg eruit te vinden via lichamelijke klachten volgens deze behandelaren. Het beleid bestaat uit psychodynamische psychotherapie (AFT: affectfobietherapie) om patronen inzichtelijk te krijgen en deze bij te sturen en in aanvulling hierop wordt non-verbale therapie (beeldend) ingezet om lichamelijke sensaties en emoties te gaan voelen en ervaren.”
“Uit informatie van de fysiotherapeut van mei 2024 komt naar voren dat het op dat moment conditioneel inmiddels een stuk beter ging met cliënt en dat ze tijdens ADL nauwelijks nog beperkt werd tijdens inspanning. Cliënt ging zelfstandig verder sporten in de sportschool.”
Voorts overweegt de rechtbank dat een diagnose op zich niet doorslaggevend is. De FML bevat in de eerste rubrieken al een (groot) aantal beperkingen. Er is ook niet gebleken dat beperkingen gemist zijn.
Het betoog van eiseres dat zij vanwege haar behandeling bij Evenzicht, als sGGZ, reeds daarom in aanmerking komt voor een urenbeperking wordt door de rechtbank niet gevolgd. Van een verminderde beschikbaarheid is niet gebleken.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft voorts vermeld dat, gezien het beschreven medische beeld, eiseres gebaat is bij afgebakende werktijden wat maakt dat, indien zij zich gaat belasten conform de aangenomen beperkingen in de rubrieken persoonlijk functioneren, sociaal functioneren, dynamische handdelingen, statische houdingen en werktijden, zij niet meer dan 8 uur per dag en niet meer dan 40 uur per week kan werken en dat zij niet geschikt is om na 19.00 uur werkzaamheden te verrichten.
Uit de door eiseres overgelegde informatie van Evenzicht blijkt niet dat een verdergaande urenbeperking aangewezen is.
De rechtbank ziet daarom geen aanleiding in het door eiseres aangevoerde om het standpunt van de verzekeringsarts bezwaar en beroep onjuist te achten.
Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat zij vanwege haar klachten helemaal niet met anderen kan samenwerken. Dit volgt echter niet uit de FML en blijkt ook overigens niet uit de door haar overgelegde medische informatie.