ECLI:NL:RBOVE:2025:6072

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
15 oktober 2025
Publicatiedatum
15 oktober 2025
Zaaknummer
ak_25_1295
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de beëindiging van de Ziektewet-uitkering van eiseres met psychische klachten en long covid

In deze uitspraak van de Rechtbank Overijssel op 15 oktober 2025, wordt het beroep van eiseres tegen de beëindiging van haar Ziektewet-uitkering beoordeeld. Eiseres, die lijdt aan psychische klachten en long covid, is van mening dat zij meer dan 35% arbeidsongeschikt is, terwijl het UWV stelt dat dit niet het geval is. De rechtbank concludeert dat het UWV terecht heeft vastgesteld dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is, en dat de beëindiging van haar uitkering rechtmatig is. De rechtbank baseert haar oordeel op een zorgvuldig medisch onderzoek dat door het UWV is uitgevoerd, waarbij eiseres zelf is gesproken en haar klachten zijn beoordeeld. Eiseres heeft verschillende beroepsgronden aangevoerd, waaronder de onzorgvuldigheid van het medisch onderzoek en het niet meenemen van haar psychische klachten. De rechtbank oordeelt echter dat het UWV aan de wettelijke vereisten heeft voldaan en dat de medische grondslag van het besluit voldoende is onderbouwd. Eiseres krijgt geen gelijk en haar beroep wordt ongegrond verklaard. De rechtbank wijst ook het verzoek om schadevergoeding af, omdat het bestreden besluit rechtmatig is bevonden.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 25/1295

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: E.H. van den Brink).

Samenvatting

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de beëindiging van haar uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) als gevolg van de eerstejaars ziektewetbeoordeling (Ezwb).
Het UWV heeft zich op het standpunt gesteld dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Eiseres is het daar niet mee eens. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank het bestreden besluit.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het UWV zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Eiseres krijgt dus geen gelijk en het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Bij besluit van 4 april 2024 heeft het UWV, na een verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek, eiseres bericht dat zij meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd. Haar ZW- uitkering wordt met inachtneming van de uitlooptermijn beëindigd met ingang van 5 mei 2024.
Met het bestreden besluit van 20 maart 2025 op het bezwaar van eiseres is het UWV bij dat besluit gebleven.
2.1.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 27 augustus 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het UWV. Tevens is verschenen de echtgenoot van eiseres, [naam].
Totstandkoming van het bestreden besluit
3.
Eiseres is eerder werkzaam geweest als [beroep] voor 33,25 uur per week. Voor deze werkzaamheden is eiseres op 27 februari 2023 uitgevallen met lichamelijke klachten als gevolg van (long)covid. Eiseres is op 26 december 2023 ziek uit dienst gegaan.
Hierna is zij door het UWV in aanmerking gebracht voor een ZW-uitkering.
Na verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek heeft het UWV het primaire besluit van 4 april 2024 genomen.
Beroepsgronden
4. Eiseres stelt dat zij meer klachten en beperkingen heeft dan door het UWV is aangenomen. Zij is daardoor niet in staat de geduide functies te verrichten.
Zij voert aan dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is geweest omdat zij in de primaire fase door een niet als verzekeringsarts geregistreerde arts is gezien. Eiseres betwijfelt of er sprake is van een BIG-registratie en ze vraagt zich af waar de supervisie van de verzekeringsarts uit heeft bestaan.
Voorts stelt eiseres dat sprake is van inconsistenties tussen beide rapportages.
De arts in de primaire fase zou hebben vermeld dat ze het verhaal van eiseres niet consistent vindt. Eiseres kan dit niet terugvinden in het verslag waar zij de beschikking over heeft.
Eiseres stelt dat haar geloofwaardigheid in twijfel wordt getrokken. Zij heeft zich daarbij niet kunnen verdedigen bij de verzekeringsarts bezwaar en beroep omdat zij geen kennis had van deze opmerking.
Eiseres stelt verder, dat niet alle relevante medische gegevens betrokken zijn.
Haar psychische klachten als gevolg van longcovid zijn onvoldoende meegewogen. Daarbij verwijst zij naar gepubliceerde artikelen in Nature Mental Health en rapporten van de WHO uit 2024. Haar ogenschijnlijk ‘sterke’ gedrag is een vorm van maskergedrag, een overlevingsstrategie die voorkomt bij complexe trauma’s. Dit wordt erkend in de psychologische literatuur (Clark & Roepke, 2023). Het UWV heeft zowel tijdens de eerste als de tweede beoordeling nagelaten haar psychische weerbaarheid mee te nemen. Er is geen ruimte gelaten voor de context van overlevingsgedrag. Eiseres verwijst naar de informatie van de psycholoog die dit ook omschrijft in haar toelichting. Ten onrechte is geen informatie opgevraagd bij haar behandelaar Evenzicht. Mogelijk heeft zij (c)PTSS. Haar behandelaars zijn terughoudend met het verstrekken van informatie, daarom lag het op de weg van het UWV om informatie op te vragen naar de precieze aard van haar klachten.
De opvatting van het UWV dat alleen objectiveerbare klachten worden meegenomen, is volgens eiseres onterecht, vooral bij longcovid. Symptomen als vermoeidheid, hersenmist, overprikkeling en kortademigheid zijn erkend in medische richtlijnen en valide, ook als ze niet altijd zichtbaar zijn in objectief onderzoek.
Ook is eiseres doorverwezen naar een longcovid fysiotherapeut, een ergotherapeut en een psycholoog. Zowel de ergotherapeut als de psycholoog behandelen eiseres een jaar later nog steeds: ze is nog steeds niet beter. De fysiotherapeut is niet gestopt omdat ze beter is, maar omdat eiseres recht had op één jaar fysiotherapie en dat jaar voorbij was.
Eiseres vraagt zich af of het UWV in deze fase de juiste wettelijke kaders heeft gehanteerd, en of de beoordeling rechtmatig heeft plaatsgevonden. Gezien het feit dat zij nog in de ZW zat, had de beoordeling uitsluitend op basis van de ZW mogen plaatsvinden.
Eiseres verwijst, ter onderbouwing van haar stelling dat zij meer beperkingen heeft, naar informatie van haar behandelend ergotherapeut. Lopen is een andere belasting dan tillen. Dit laatste is een piekbelasting en vraagt meer van haar. Gelet op haar beperkingen zijn de geduide functies ook niet geschikt. De functies zijn fysiek te inspannend. Daarnaast zorgen de functies voor overprikkeling door omgevingsgeluid, terwijl prikkelgevoeligheid expliciet is opgenomen in de FML.
Ten aanzien van de functie van archiefmedewerker wijst eiseres er op dat zij daarin moet samen werken met collega’s. Zij heeft echter een vermijdende persoonlijkheidsstoornis en ervaart sterke sociale terughoudendheid.
Ten slotte verzoekt eiseres gemotiveerd om schadevergoeding. Zij heeft immateriële en materiële schade geleden door de handelwijze van het UWV.

Beoordeling door de rechtbank

5. De rechtbank beoordeelt de beëindiging van de ZW-uitkering van eiseres. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden.
Toetsingskader
6. Op grond van artikel 19aa, eerste lid, van de ZW heeft een verzekerde zonder werkgever na 52 weken ongeschiktheid tot werken recht op ziekengeld. Hieraan zijn twee voorwaarden verbonden. Ten eerste moet de verzekerde ongeschikt zijn tot het verrichten van zijn arbeid. Ten tweede moet de verzekerde als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek niet in staat zijn met arbeid ten minste 65% te verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd.
Uit het bestreden besluit blijkt dat dit het toetsingskader is dat door het UWV is gehanteerd. Eiseres wordt dan ook niet gevolgd in haar betoog dat een onjuist toetsingskader zou zijn gehanteerd.
Zorgvuldigheid van het onderzoek
7. De rechtbank is van oordeel dat aan het bestreden besluit een zorgvuldig medisch onderzoek ten grondslag ligt. De arts heeft eiseres zelf gesproken en haar lichamelijk en psychisch onderzocht op het spreekuur van 13 maart 2024.
Haar conclusies heeft de arts voldoende begrijpelijk neergelegd in de rapportage van 15 maart 2024. Het sociaal-medisch oordeel is getoetst en akkoord bevonden door een verzekeringsarts.
Het is vaste rechtspraak dat de enkele omstandigheid dat de arts die het primaire onderzoek heeft verricht nog in opleiding is tot specialist verzekeringsgeneeskunde, niet kan leiden tot de conclusie dat het medisch onderzoek reeds daarom niet zorgvuldig is geweest. [1] Voorts vloeit uit vaste rechtspraak voort dat als een arts in opleiding tot verzekeringsarts het spreekuur verricht en het rapport opstelt en een verzekeringsarts in zijn hoedanigheid van mentor/begeleider dit rapport met zijn handtekening voor zijn rekening heeft genomen dit eveneens zorgvuldig wordt bevonden. [2]
Eiseres heeft in de bezwaarprocedure de medische grondslag van het primaire besluit gemotiveerd betwist en, zoals hiervoor overwogen, is in de primaire fase geen sprake geweest van een spreekuurcontact met een geregistreerde verzekeringsarts. Uit vaste rechtspraak volgt dat dan als uitgangspunt geldt dat in de fase van bezwaar de betrokkene door een verzekeringsarts bezwaar en beroep tijdens een spreekuurcontact moet worden onderzocht en er dus feitelijk sprake moet zijn van een contact met deze verzekeringsarts. [3] Het UWV heeft aan dit uitgangspunt voldaan.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft een dossieronderzoek verricht. Verder heeft hij eiseres gesproken op de hoorzitting en onderzocht op het spreekuur van 24 januari 2025 en informatie opgevraagd bij haar huisarts, Mindfit en fysiotherapeut. De informatie van de huisarts bevatte ook de specialistenbrieven van Mindfit gericht aan de huisarts en de reden van verwijzing naar Evenzicht. Hierin heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep reden kunnen zien om geen nadere informatie op te vragen bij Evenzicht, omdat de specialistenbrieven al een duidelijk beeld schetsten van de medische situatie van eiseres op de datum in geding.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft zijn visie voldoende inzichtelijk gemaakt in de rapportage van 26 februari 2025.
Eiseres heeft gesteld dat er sprake was van verschillen tussen beide rapportages en dat zij vermoedt dat zij een andere rapportage heeft gehad dan de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft ontvangen. Hierdoor heeft zij niet kunnen reageren op de als inconsistenties aangeduide opmerkingen in de rapportage van de primaire arts.
Gelet op de verklaring van het UWV ter zitting acht de rechtbank het niet uitgesloten dat eiseres een verzekeringsgeneeskundige rapportage heeft ontvangen en de verzekeringsarts bezwaar en beroep de volledige medische beoordeling. Hieruit volgt echter niet dat eiseres is geschaad in haar verdediging. Zij is immers in persoon gezien door de verzekeringsarts bezwaar en beroep, die eigen onderzoek heeft verricht en ook informatie heeft opgevraagd bij behandelaars. Daar komt bij dat aan de eerder aangeduide inconsistenties geen doorslaggevende waarde is gehecht door de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
Ten slotte wil de rechtbank eiseres meegeven dat de bewoordingen “inconsistenties” niet zonder meer betekent dat het UWV stelt dat zij zou liegen; het betekent slechts dat niet alle verklaringen op dat onderdeel hetzelfde zijn.
Eiseres heeft niets aangevoerd waaruit zou kunnen volgen dat de wijze van onderzoek, in zijn geheel bezien, gebreken vertoont.
De medische grondslag
8. De belastbaarheid van eiseres op de datum in geding, 5 mei 2024, is op navolgbaar gemotiveerde wijze weergegeven in de rapporten van de arts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
De arts heeft ten tijde van de primaire beoordeling aangenomen dat eiseres klachten en beperkingen heeft als gevolg van longcovid en spanningsklachten. Dat de klachten van longcovid onvoldoende meegenomen zouden zijn kan daarom ook niet worden gevolgd.
Er zijn in de eerste functionele mogelijkhedenlijst (FML) van 15 maart 2024 beperkingen aangenomen in de rubrieken persoonlijk functioneren, dynamische handelingen, statische houdingen en werktijden.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep kon zich vinden in de diagnose van de primaire arts maar heeft wel aanleiding gezien tot het bijstellen van de FML. Dit heeft geleid tot de aangepaste FML van 7 maart 2025, die is aangevuld op de volgende onderdelen; rubriek 1 (beoordelingspunt 8.1, 8.2, 8.3 en 8.4), rubriek 2 (beoordelingspunten 8, 11, 12.1, 12.2 en 12.5) en rubriek 6 (beoordelingspunten 1, 2. en 3.)
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapportage het volgende opgenomen.
“Uit de door de huisarts meegestuurde informatie van de psycholoog en GZ-psycholoog van Mindfit blijkt dat cliënt vooral vanuit moeder emotionele onveiligheid en verwaarlozing heeft ervaren. Cliënt reageert voornamelijk met lichamelijke klachten op haar stressklachten, zoals misselijkheid. De behandeling werd gericht op het een stukje ruimte geven voor de boosheid en onveiligheid door middel van EMDR. Vanuit Mindfit werd aan de huisarts verzocht om cliënt te verwijzen naar de sGGZ. Medio april 2024 volgde een eindgesprek bij Mindfit. Het traject bij Mindfit werd positief afgesloten.
Uit een brief van september 2024 van de assistent praktijkondersteuner psychologie en de klinisch psycholoog/GZ-psycholoog van Evenzicht komt naar voren dat cliënt in het dagelijks leven tegen patronen aanloopt die gevormd zijn vanuit een impactvolle opvoeding en nare gebeurtenissen in het verleden. De onderliggende angst voor afwijzing en afkeuring in het contact met de ander maakt dat cliënt heeft geleerd een masker op te zetten, te
pleasen, haar gevoel opzij te zetten, zichzelf te willen bewijzen en kritisch te zijn naar zichzelf. Emoties leken op dat moment een weg eruit te vinden via lichamelijke klachten volgens deze behandelaren. Het beleid bestaat uit psychodynamische psychotherapie (AFT: affectfobietherapie) om patronen inzichtelijk te krijgen en deze bij te sturen en in aanvulling hierop wordt non-verbale therapie (beeldend) ingezet om lichamelijke sensaties en emoties te gaan voelen en ervaren.”
“Uit informatie van de fysiotherapeut van mei 2024 komt naar voren dat het op dat moment conditioneel inmiddels een stuk beter ging met cliënt en dat ze tijdens ADL nauwelijks nog beperkt werd tijdens inspanning. Cliënt ging zelfstandig verder sporten in de sportschool.”
Op basis van de affectfobie met angstklachten, paniekklachten en stressklachten en de Post-COVID is eiseres aangewezen op niet stresserende werkzaamheden. Voornoemde komt in de door de primaire arts opgestelde FML grotendeels tot uiting in de aangenomen beperkingen op de beoordelingspunten afleiding door activiteiten van anderen,
veelvuldige storingen en onderbrekingen, deadlines, productiepieken, tillen, dragen, lopen, lopen tijdens het werk, staan, staan tijdens het werk en perioden van het etmaal, aldus de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
Uit onderzoek in bezwaar komt volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep naar voren dat eiseres gezien de angstklachten en stressklachten verdergaand beperkt is in de rubrieken persoonlijk functioneren en sociaal functioneren. De angstklachten en stressklachten maken dat eiseres aangewezen is op een voorspelbare werksituatie, beperkt is in het omgaan met conflicten, zij niet geschikt is voor beroepsmatig personenvervoer, intensief klantencontact, intensief patiëntencontact, intensief hulpbehoevendencontact en leidinggevende aspecten.
Eiseres heeft ter zitting gesteld dat er mogelijk sprake is van (c)PTSS, maar zij heeft dit niet aannemelijk gemaakt. Er is in het dossier informatie beschikbaar van Mindfit, haar huisarts en Evenzicht. Hierin wordt geen melding gemaakt van (c)PTSS. Ook de door haar zelf overgelegde informatie maakt geen melding van (c)PTSS. Haar stelling dat behandelaars deze informatie niet mogen verstrekken wordt niet gevolgd, reeds omdat de andere geconstateerde diagnoses wel zijn opgenomen.
Voorts overweegt de rechtbank dat een diagnose op zich niet doorslaggevend is. De FML bevat in de eerste rubrieken al een (groot) aantal beperkingen. Er is ook niet gebleken dat beperkingen gemist zijn.
Daarnaast heeft eiseres verwezen naar informatie van haar behandelend ergotherapeut. Het is echter niet het vakgebied van een ergotherapeut om zich uit te laten over de vraag of eiseres volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Voor het overige bevat de informatie van deze behandelaar geen informatie over de gezondheidssituatie van eiseres die niet ook al eerder bekend was en door de verzekeringsarts bezwaar en beroep bij de beoordeling betrokken is.
Eiseres heeft ten slotte betoogd dat een urenbeperking aangenomen had moeten worden vanwege haar longcovid in samenhang met haar psychische klachten.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op dat onderdeel in de rapportage verwezen naar de standaard “Duurbelastbaarheid in Arbeid”. Er is geen sprake van een verminderde beschikbaarheid. Eiseres had op de datum in geding immers geen intensieve therapie of dagbehandelingsprogramma.
Het betoog van eiseres dat zij vanwege haar behandeling bij Evenzicht, als sGGZ, reeds daarom in aanmerking komt voor een urenbeperking wordt door de rechtbank niet gevolgd. Van een verminderde beschikbaarheid is niet gebleken.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft voorts vermeld dat, gezien het beschreven medische beeld, eiseres gebaat is bij afgebakende werktijden wat maakt dat, indien zij zich gaat belasten conform de aangenomen beperkingen in de rubrieken persoonlijk functioneren, sociaal functioneren, dynamische handdelingen, statische houdingen en werktijden, zij niet meer dan 8 uur per dag en niet meer dan 40 uur per week kan werken en dat zij niet geschikt is om na 19.00 uur werkzaamheden te verrichten.
Uit de door eiseres overgelegde informatie van Evenzicht blijkt niet dat een verdergaande urenbeperking aangewezen is.
De rechtbank ziet daarom geen aanleiding in het door eiseres aangevoerde om het standpunt van de verzekeringsarts bezwaar en beroep onjuist te achten.
8.1
Uitgaande van dit zorgvuldige onderzoek heeft de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de FML van 7 maart 2025.
8.2
Dat eiseres zwaardere beperkingen zegt te hebben, betekent niet zonder meer dat ook meer beperkingen moeten worden aangenomen. Van belang is immers niet alleen wat eiseres ervaart, maar wat objectief medisch als gevolg van ziekte of gebrek aan beperkingen is vast te stellen. De FML bevat ten slotte een flink aantal beperkingen en er is geen reden om aan te nemen dat deze beperkingen niet voldoende zijn.
Arbeidskundige beoordeling
9. Uitgaande van de FML is het aannemelijk dat eiseres in staat is om de aan de schatting ten grondslag gelegde functies te vervullen. In het rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 7 maart 2025 is naar het oordeel van de rechtbank afdoende gemotiveerd waarom de aan de schatting ten grondslag gelegde functies van archiefmedewerker (315132), administratief medewerker afhandelingen (515080) en archiefmedewerker (552020) geen overschrijdingen opleveren van de belastbaarheid van eiseres op de in geding zijnde datum.
In de geduide functies gelden geen signaleringen ten aanzien van een voorspelbare werksituatie (1.8.2), veelvuldige storingen en onderbrekingen (1.8.3), veelvuldige deadlines of productiepieken (1.8.4), omgaan met conflicten (2.8), beroepsmatig vervoer (2.11), vereist rechtstreeks contact met klanten (2.12.1), vereist rechtstreeks contact met patiënten of hulpbehoevenden (2.12.2) en leidinggeven (2.12.5).
In de geduide functies wordt ook niet 's avonds na 19.00 uur gewerkt (6.1), meer dan 8 uur per dag en/of meer dan 40 uur per week gewerkt (6.2, 6.3)
De belasting voor wat betreft afleiding is eveneens toelaatbaar aangezien in geen van de functies sprake is van auditieve/visuele prikkels die vergelijkbaar is met de visuele/auditieve prikkels zoals bijvoorbeeld speelt op drukke vliegvelden, op drukke treinstations en in drukke winkels.
Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat zij vanwege haar klachten helemaal niet met anderen kan samenwerken. Dit volgt echter niet uit de FML en blijkt ook overigens niet uit de door haar overgelegde medische informatie.
10. Het voorgaande betekent dat het UWV de mate van ongeschiktheid per 5 mei 2024 terecht heeft vastgesteld op minder dan 35%, zodat geen recht op een ZW-uitkering bestaat en het bestreden besluit in stand blijft. Er bestaat ook geen recht op schadevergoeding omdat het bestreden besluit rechtmatig is bevonden. Het verzoek daartoe wordt daarom afgewezen.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen ZW-uitkering krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten. Het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Koster, rechter, in aanwezigheid van
mr. E.G.M. ten Kate, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.zie de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 13 februari 2008, ECLI:NL:CRVB:2008:BC4324, 23 augustus 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:2903 en 16 december 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:3185.
2.zie de uitspraken van de CRvB van 14 december 2007, ECLI:NL:CRVB:2007:BC0360, en 23 juni 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1491.
3.Zie onder meer de uitspraak van de CRvB van 17 december 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:3201.