ECLI:NL:RBNHO:2022:8491

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 september 2022
Publicatiedatum
23 september 2022
Zaaknummer
21-2436
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen inzake Ziektewetuitkering

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 9 september 2022 uitspraak gedaan in een beroep van eiseres tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over haar Ziektewetuitkering. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. J. Nijssen, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van 14 april 2021, waarin het UWV haar bezwaar ongegrond verklaarde. Eiseres was sinds 2 september 2019 arbeidsongeschikt door lichamelijke klachten en had in november 2020 een medisch onderzoek ondergaan. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek niet zorgvuldig was uitgevoerd, omdat de verzekeringsarts eiseres niet fysiek had gezien en er geen adequate communicatie met de bewindvoerder had plaatsgevonden. De rechtbank concludeerde dat het UWV had moeten zorgen voor een zorgvuldig medisch onderzoek en dat het bestreden besluit vernietigd moest worden. Eiseres kreeg het griffierecht vergoed en het UWV werd opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak van de rechtbank.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 21/2436

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 september 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. J. Nijssen),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: J.G. Kramer).

Procesverloop

In het besluit van 24 november 2020 (primair besluit) heeft verweerder beslist dat eiseres vanaf 25 november 2020 geen recht meer heeft op een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW).
In het besluit van 14 april 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 8 juli 2022 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Van welke feiten gaat de rechtbank uit?
1.1
Eiseres heeft via [bedrijf] B.V. gewerkt als lane toewijzer, voor
30 uur per week. Zij is uitgevallen voor dat werk wegens lichamelijke klachten. Haar eerste ziektedag was 2 september 2019.
1.2
In november 2020 heeft verweerder een medisch onderzoek laten uitvoeren, in
verband met de Eerstejaars Ziektewet beoordeling. Hierbij heeft verzekeringsarts
[naam 1] op een telefonisch spreekuur contact gehad met eiseres. In zijn rapport van
6 november 2020 noemt hij als diagnose ‘overige neurologische klacht (functioneel)’ en ‘spanningsklacht’. Hij heeft ook een functionele mogelijkhedenlijst (fml) opgesteld. Daarna heeft arbeidsdeskundige [naam 2] een rapport uitgebracht. In zijn rapport van 19 november 2020 staat dat hij eiseres geprobeerd heeft te bellen maar niet gesproken heeft omdat zij de telefoon niet opneemt. De arbeidsdeskundige concludeert dat eiseres meer dan 65 % van het maatmaninkomen kan verdienen.
1.3
Op basis van de onder 1.2 genoemde rapporten heeft verweerder het primaire besluit genomen.
1.4
De bewindvoerder van eiseres ( [naam 3] ) heeft namens eiseres bezwaar gemaakt. In het bezwaarschrift van 2 december 2020 schrijft de bewindvoerder onder meer:
“(…)
Mevrouw [eiseres] geeft aan, (…), nog veel last te hebben van lichamelijke en geestelijke klachten:
- (…)
- Zij heeft tevens geheugenproblemen. Zo vergeet ze alledaagse dingen (…). Ook heeft mevrouw moeite met bepaalde woorden en schrijven en lezen van brieven.
- (…)
- Het lukt mevrouw [eiseres] niet om zich langer dan 5 minuten te concentreren. Een brief lezen is dan ook erg moeizaam voor mevrouw [eiseres] .
- (…)
Gezien bovenstaande verzoeken wij u dan ook vriendelijk de beslissing te herzien. Tevens verzoeken wij u vriendelijk alle correspondentie te sturen naar ons postadres: (…).”
1.5
Verweerder heeft eiseres in bezwaar uitgenodigd voor een telefonische hoorzitting. Eiseres heeft deze hoorzitting afgezegd. Op 30 maart 2021 mailt een medewerker van verweerder het volgende aan eiseres:
“Geachte mevrouw [eiseres] ,
Wij hebben u een aantal keer geprobeerd te bellen om een nieuwe telefonische hoorzitting met u af te spreken. Helaas krijgen we geen contact met u. Indien u alsnog van uw recht op een hoorzitting gebruik wilt maken, vragen wij u om zo spoedig mogelijk contact met ons op te nemen (…). Indien wij deze week niets meer van u vernemen, zullen wij uw dossier zonder hoorzitting afronden. ”
Wat heeft verweerder ten grondslag gelegd aan het bestreden besluit?
2.1
Verweerder heeft het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Verweerder is ervan uitgegaan dat eiseres geen gebruik wil maken van de mogelijkheid om haar bezwaren mondeling toe te lichten, omdat zij niet heeft gereageerd op de e-mail van 30 maart 2021.
2.2
Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op een rapport van 8 april 2021 van verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) [naam 4] en op een rapport van 12 april 2021 van arbeidsdeskundige b&b [naam 5] . De verzekeringsarts b&b heeft het dossier en het bezwaarschrift bestudeerd. In het medicijngebruik van eiseres ziet hij aanleiding om de fml aan te passen, in die zin dat hij eiseres aanvullend beperkt acht op het werken met gevaarlijke machines (rubriek 1.8.6) en op beroepsmatig vervoer (rubriek 2.11.1).
Wat voert eiseres aan in beroep?
3.1
Eiseres stelt zich op het standpunt dat het medisch onderzoek niet zorgvuldig is geweest. In de primaire fase is zij niet door een verzekeringsarts gezien en in bezwaar is er geen spreekuurcontact geweest met een verzekeringsarts b&b. Eiseres wijst in dit verband op de uitspraak van de Centrale Raad van beroep (CRvB) van 23 juni 2021 [1] . Volgens eiseres ontbreekt een toereikende motivering waarom verweerder heeft afgezien van spreekuurcontact in bezwaar.
3.2
Daarnaast voert eiseres aan dat zij als gevolg van haar medische situatie nog steeds ingrijpende beperkingen ondervindt. Haar klachten en beperkingen zijn niet juist vastgesteld, waarbij vooral met het psychische component te weinig rekening is gehouden.
3.3
Ook bestrijdt eiseres de juistheid van de arbeidskundige beoordeling.
Beoordeling door de rechtbank
4. De rechtbank is van oordeel dat het medische onderzoek niet zorgvuldig is geweest. Hierna legt zij uit hoe dit oordeel tot stand is gekomen.
4.1
Voorop staat dat, anders dan eiseres stelt, in de primaire fase wel een verzekeringsarts bij het onderzoek betrokken is geweest. Deze verzekeringsarts heeft eiseres niet op een fysiek spreekuur gezien en haar daardoor niet lichamelijk onderzocht. Wel heeft hij haar tijdens een telefonisch spreekuur gesproken. Op basis van dat gesprek heeft hij een algemene indruk van eiseres geformuleerd en een psychisch onderzoek verricht. In bezwaar is eiseres ook niet op een fysiek spreekuur door een verzekeringsarts b&b gezien. Eiseres is wel uitgenodigd voor een hoorzitting, maar uit de uitnodiging van
26 januari 2021 blijkt dat de bedoeling was om ook die hoorzitting telefonisch te laten plaatsvinden. Verweerder betoogt dat deze hoorzitting op verzoek van eiseres niet is doorgegaan en dat zij daarmee haar kans heeft gehad op direct contact met de verzekeringsarts b&b. Naar het oordeel van de rechtbank betekent het enkele feit dat de hoorzitting op verzoek van eiseres niet is doorgegaan, niet dat verweerder om die reden het medisch onderzoek in bezwaar kon beperken tot bestudering van het dossier en het bezwaarschrift. Eiseres heeft weliswaar niet gereageerd op het verzoek van verweerder om contact op te nemen om een nieuwe datum voor de hoorzitting te plannen maar daaruit kan – anders dan verweerder betoogt – niet worden afgeleid dat eiseres heeft afgezien van een medisch onderzoek. Een medisch onderzoek van een verzekeringsarts b&b is niet hetzelfde als een hoorzitting in bezwaar. De rechtbank verwijst hiervoor naar de uitspraak van de CRvB van 17 december 2021 [2] .
4.2
Bovendien kan in dit geval eiseres niet worden verweten dat zij geen contact meer heeft opgenomen met verweerder. Eiseres heeft in dit kader gesteld dat zij aan verweerder heeft gevraagd om contact op te nemen met haar bewindvoerder. De rechtbank constateert dat de bewindvoerder van eiseres in het bezwaarschrift inderdaad heeft gevraagd om de post naar de bewindvoerder te sturen. De rechtbank verwijst hiervoor naar het citaat onder 1.4. Uit de stukken blijkt dat verweerder in weerwil van dat verzoek de uitnodiging voor de (telefonische) hoorzitting naar eiseres zelf heeft verstuurd. Ook blijkt uit de e-mail van
30 maart 2021 dat verweerder vervolgens contact met eiseres zelf heeft gezocht om een nieuwe datum voor de hoorzitting af te spreken. Verweerder heeft deze gang van zaken niet bestreden. In het licht van de tekst van het bezwaarschrift, is de rechtbank van oordeel dat het in dit geval voor de hand had gelegen als er contact was opgenomen met de bewindvoerder. Niet is gebleken dat dit is gebeurd.
Conclusie en gevolgen
5.1
Alleen al omdat het medische onderzoek niet zorgvuldig tot stand is gekomen, is het beroep gegrond. Dit betekent dat het bestreden besluit moet worden vernietigd. Verweerder moet opnieuw op het bezwaar beslissen en rekening houden met deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken. Concreet betekent dit dat verweerder deze keer wel een zorgvuldig tot stand gekomen medisch onderzoek aan de te nemen beslissing op bezwaar ten grondslag moet leggen. Verweerder kan dit doen door ervoor te zorgen dat eiseres alsnog door een verzekeringsarts b&b op spreekuur wordt gezien (niet telefonisch). Verweerder zal dit moeten regelen door contact op te nemen met de bewindvoerder of gemachtigde van eiseres, niet rechtstreeks met eiseres zelf.
De rechtbank past geen bestuurlijke lus toe, omdat dit – gelet op de aard van het gebrek – geen doelmatige en efficiënte manier is om de zaak af te doen.
5.2
De rechtbank komt in dit beroep niet toe aan de vraag of de medische conclusies inhoudelijk kunnen worden gevolgd.
5.3
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden.
5.4
Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2.0 punten op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 759,00 en 1 punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde per punt van € 759,00), bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 1.518,00.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 49,00 aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.518,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Jurgens, rechter, in aanwezigheid van mr. F. Vermeij, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 9 september 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.