ECLI:NL:RBMNE:2022:6280

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 december 2022
Publicatiedatum
1 maart 2023
Zaaknummer
22-2794
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag WIA-uitkering wegens onvoldoende medische onderbouwing van arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft eiseres, die in het verleden als schoonmaakster werkte, een WIA-uitkering aangevraagd na zich ziek te hebben gemeld met gezondheidsklachten. Na een onderzoek door een verzekeringsarts van het Uwv zijn haar arbeidsbeperkingen vastgesteld, maar het Uwv heeft haar aanvraag afgewezen omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar het Uwv heeft het besluit gehandhaafd. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft het beroep op 4 november 2022 behandeld. Eiseres stelde dat het onderzoek niet zorgvuldig was uitgevoerd, omdat zij in de bezwaarprocedure niet was gehoord en er geen medisch onderzoek had plaatsgevonden. De rechtbank oordeelde echter dat het Uwv zijn besluitvorming had gebaseerd op zorgvuldige rapporten van verzekeringsartsen en dat er geen nieuwe medische gegevens waren ingediend die de eerdere beoordeling konden weerleggen. De rechtbank concludeerde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was verricht en dat de verzekeringsartsen op basis van de beschikbare informatie tot een juiste beoordeling waren gekomen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard, omdat eiseres niet had aangetoond dat de geduide functies haar belastbaarheid overschreden. De rechtbank oordeelde dat de arbeidsdeskundige voldoende had gemotiveerd waarom de functies passend waren. De uitspraak werd gedaan door mr. J.C. Hooker en is openbaar uitgesproken op 20 december 2022.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/2794

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 december 2022 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats] , eiseres
(gemachtigde: mr. M. el Ahmadi)
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(Uwv), verweerder
(gemachtigde: mr. E. Witte).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
De feiten
1. Eiseres heeft in het verleden als schoonmaakster gewerkt. Eind november 2015 heeft zij zich met gezondheidsklachten ziek gemeld. Zij heeft in de periode daarna een uitkering vanwege zwangerschap en bevalling op grond van de Wet arbeid en zorg en een uitkering vanwege als ziekte als gevolg daarvan op grond van de Ziektewet ontvangen.
2. Per 15 mei 2020 heeft zij een WIA-uitkering aangevraagd.
3. Een verzekeringsarts van het Uwv heeft haar onderzocht en arbeidsbeperkingen vastgesteld. De beperkingen zijn vastgelegd in een functionelemogelijkhedenlijst (FML). Een arbeidsdeskundige van het Uwv heeft vervolgens drie functies geselecteerd die eiseres ondanks die beperkingen nog kan doen. Hij heeft de mate van arbeidsongeschiktheid op 28,65% vastgesteld.
4. Het Uwv heeft met het besluit van 28 oktober 2021 (het primaire besluit) de aanvraag van eiseres om een WIA-uitkering afgewezen omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
5. Met het bestreden besluit van 5 mei 2022 op het bezwaar van eiseres (het bestreden besluit) is het UWV bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
6. Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het Uwv heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
7. De rechtbank heeft het beroep op 4 november 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het Uwv.

Overwegingen

Het geschil
8. De rechtbank moet aan de hand van de beroepsgronden van eiseres beoordelen of het Uwv terecht geweigerd heeft haar per 15 mei 2020 een WIA-uitkering toe te kennen omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
Het toetsingskader
9. Het Uwv heeft zijn besluitvorming in deze zaak gebaseerd op de rapporten van de verzekeringsartsen en de arbeidsdeskundigen. Hij mag dat doen. Deze rapporten moeten dan wel op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen, mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en moeten voldoende begrijpelijk zijn. De rapporten en besluiten zijn in beroep aanvechtbaar. Daarvoor moet de eisende partij dan wel aanvoeren (en zo nodig aannemelijk maken) dat de medische rapporten niet aan de drie genoemde voorwaarden voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is. Om aannemelijk te maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in principe een rapport van een arts of medisch behandelaar noodzakelijk. Dat betekent dat de manier waarop iemand zelf zijn gezondheidsklachten ervaart, niet voldoende is om een hogere mate van arbeidsongeschiktheid aan te nemen.
Zorgvuldigheid
10.1.
Eiseres vindt dat het onderzoek niet zorgvuldig is uitgevoerd omdat zij in de bezwaarprocedure niet is gehoord en omdat er geen medisch onderzoek is verricht. Zij vindt dat ze ook in de bezwaarfase door een verzekeringsarts gezien had moeten worden. Zij heeft op de zitting toegelicht dat het, gezien de aard van haar klachten, zorgvuldig zou zijn geweest als ze ook in de bezwaarfase door een verzekeringsarts was gezien omdat het risico dat er iets in de primaire fase gemist wordt groot is. Ze verwijst ter onderbouwing naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) van 17 december 2021. [1] Op de zitting heeft eiseres de beroepsgrond over het horen ingetrokken.
10.2.
Het Uwv licht toe dat uit het rapport van de verzekeringsarts van 22 april 2022 blijkt dat hij van een medisch onderzoek heeft afgezien omdat de medische voorgeschiedenis van eiseres door de primaire verzekeringsarts al goed in beeld was gebracht en zij ook al door hem was onderzocht. Omdat er in bezwaar geen nieuwe medische informatie is ingebracht, heeft hij met een dossieronderzoek volstaan. Hij wijst op het feit dat eiseres, anders dan in de uitspraak van 17 december 2021, in de primaire fase door een arts die op dat moment ook als verzekeringsarts geregistreerd stond is onderzocht.
De beoordeling
11. De rechtbank is met het Uwv van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. Vaste rechtspraak van de Raad is namelijk dat het enkele feit dat er in de bezwaarfase geen medisch spreekuur bij de verzekeringsarts heeft plaatsgevonden dan wel dat hij de betrokkene niet zelf lichamelijk heeft onderzocht, niet maakt dat er sprake is van onzorgvuldig onderzoek. [2] Het is aan de verzekeringsarts om te beoordelen of het verrichten van lichamelijk onderzoek toegevoegde waarde heeft.
De verzekeringsarts heeft in zijn rapport van 22 april 2022 inzichtelijk gemotiveerd dat er geen aanleiding was voor meer onderzoek of een (extra) medisch spreekuur. De rechtbank kan hem daarin volgen. Uit zijn rapporten blijkt dat hij alle naar voren gebrachte klachten, onderzoeksbevindingen en in het dossier aanwezige informatie van de huisarts op een deugdelijke en kenbare wijze in de medische beoordeling heeft betrokken. Niet blijkt dat hij klachten of relevante medische informatie over eiseres heeft gemist dan wel geen goed beeld van haar medische situatie heeft gehad. Van onzorgvuldig onderzoek is naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen sprake.
De beroepsgrond slaag niet.
De medische beoordeling
12.1.
Eiseres is van mening dat zij volledig arbeidsongeschikt is. Ook vindt zij dat een urenbeperking aangewezen is. Zij stelt dat van fibromyalgie bekend is dat men overdag moet rusten. Ook heeft zij meerdere psychische klachten waardoor zij niet goed slaapt. Haar klachten gaan daarnaast gepaard met energieverlies. De stelling van het UWV dat het regelmatig rusten een gedragsmatige aanpassing is die niet vanuit de aard en de aandoening kan worden verklaard, is volgens eiseres dan ook niet gemotiveerd.
12.2.
Het Uwv stelt dat eiseres geen nieuwe medische gegevens heeft aangeleverd waaruit blijkt dat ze meer beperkt is dan is aangenomen.
De beoordeling
13. Niet in geschil is dat bij eiseres sprake is van fysieke en psychische klachten. Als gevolg daarvan hebben de verzekeringsartsen van het Uwv beperkingen in het sociaal en persoonlijk functioneren, de dynamische handelingen en de statische houdingen aangenomen. Volgens de verzekeringsartsen is er al vele jaren sprake van een min of meer ongewijzigd klachtenpatroon. De FML is sinds de laatste beoordeling in september 2019, waarbij een eerdere WIA-aanvraag werd afgewezen, dan ook niet gewijzigd. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsartsen in hun rapporten duidelijk en inzichtelijk hebben uitgelegd hoe zij tot hun beoordeling zijn gekomen. Ze zien geen aanleiding voor andere klachten of een andere belastbaarheid bij eiseres dan bij de eerdere WIA-beoordeling is vastgesteld. De rechtbank kan dat volgen. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij meer of verdergaand beperkt is. Het had op de weg van eiseres gelegen om haar standpunt met medische stukken te onderbouwen. Dat heeft zij niet gedaan. Dat zij het er niet mee eens is dat er geen verdere beperkingen zijn aangenomen, kan op zichzelf niet leiden tot het oordeel dat de medische beoordeling onjuist is. Het is juist de specifieke deskundigheid van de verzekeringsartsen om op basis van medisch objectiveerbare klachten beperkingen vast te stellen. Gelet daarop ziet de rechtbank geen aanleiding om het standpunt van eiseres, dat in de FML van 29 juni 2021 meer of verdergaande beperkingen hadden moeten worden opgenomen, te volgen.
De beroepsgrond slaagt niet.
De arbeidskundige beoordeling
14.1.
.Eiseres vindt de geduide functies niet passend.
14.2.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiseres niet heeft onderbouwd dat de geduide functies haar belastbaarheid overschrijden.
De beoordeling
15. De rechtbank stelt vast dat eiseres aanvoert dat de geduide functies niet passend zijn zonder exact aan te geven voor welke functie(s) dit geldt en waarom dat zo is.
Het is de deskundigheid van de arbeidsdeskundige om te beoordelen of een activiteit de belastbaarheid van eiseres overschrijdt. De rechtbank is van oordeel dat de arbeidsdeskundige bij de geduide functies voldoende heeft gemotiveerd waarom in het geval van eiseres daar geen sprake van is. Zij heeft hierover geen twijfel gezaaid.
De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie
16. Het beroep is ongegrond.
17. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.C. Hooker, rechter, in aanwezigheid van P. Molenaar, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 20 december 2022.
De griffier is niet in staat
de uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.De Raad 17 december 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:3201.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 16 februari 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:569 r.o. 2 en 4.3.