ECLI:NL:CRVB:2021:3086
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verzoek om terug te komen van eerder besluit inzake Wajong-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Oost-Brabant. Appellant had in 2010 een aanvraag ingediend voor inkomens- en arbeidsondersteuning op basis van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong 2010), welke aanvraag door het Uwv in 2011 was afgewezen. Appellant verzocht in 2017 om terug te komen van dit besluit, onder verwijzing naar een diagnose van antisociale persoonlijkheidsstoornis die in 2016 was gesteld. Het Uwv heeft dit verzoek afgewezen, stellende dat de diagnose geen nieuw feit of veranderde omstandigheid was die een herziening van het eerdere besluit rechtvaardigde. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
In hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunt dat de diagnose een nieuw feit was dat het Uwv had moeten overwegen. De Raad oordeelde echter dat de gronden van appellant in essentie een herhaling waren van eerdere argumenten en dat er geen aanleiding was om tot een ander oordeel te komen dan de rechtbank. De Raad bevestigde dat de diagnose in de eerdere beoordeling al was betrokken en dat het Uwv terecht had geoordeeld dat er geen nieuwe feiten waren die een herziening rechtvaardigden. Het verzoek om benoeming van een deskundige en het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn werden eveneens afgewezen. De totale behandelingsduur van de zaak werd vastgesteld op vijf jaar, drie maanden en twee weken, waarbij geen sprake was van overschrijding van de redelijke termijn. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd.