ECLI:NL:CRVB:2013:BY8819

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 januari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12-1710 WWAJ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van een Wajong-uitkering op basis van medische en arbeidskundige grondslagen

In deze zaak heeft appellant, geboren in 1985, op 23 juni 2010 een Wajong-uitkering aangevraagd vanwege psychische klachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft deze aanvraag bij besluit van 24 februari 2011 geweigerd. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv heeft het bezwaar ongegrond verklaard bij het bestreden besluit van 27 september 2011. Appellant heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

De rechtbank heeft in de eerdere uitspraak het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen zorgvuldig was uitgevoerd en dat de beperkingen van appellant correct waren vastgesteld. De door appellant ingebrachte medische informatie, die betrekking had op zijn situatie op 17 of 18-jarige leeftijd, was meegenomen in het onderzoek. De rechtbank concludeerde dat de functies die aan de schatting ten grondslag lagen, passend waren voor appellant.

In hoger beroep heeft de Raad de zaak opnieuw bekeken. De Raad bevestigde de bevindingen van de rechtbank met betrekking tot de medische kant van de schatting. Appellant heeft geen nieuwe objectieve medische stukken overgelegd die zijn beperkingen beter zouden onderbouwen. Wel constateerde de Raad dat niet alle signaleringen van mogelijke overschrijding van de belastbaarheid in de rapportages van de bezwaararbeidsdeskundige waren besproken. De Raad oordeelde dat de nadere motivering van het Uwv toereikend was en dat de functies passend waren voor appellant.

De Raad heeft het hoger beroep van appellant afgewezen, maar oordeelde dat het Uwv in de proceskosten van appellant moest worden veroordeeld, omdat de passendheid van de functies pas in hoger beroep voldoende was toegelicht. De totale proceskosten werden begroot op € 1.888,-, inclusief griffierechten. De uitspraak werd gedaan op 18 januari 2013 door I.M.J. Hilhorst-Hagen, in tegenwoordigheid van griffier K.E. Haan.

Uitspraak

12/1710 WWAJ
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 1 maart 2012, 11/3450 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B.]
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak 18 januari 2013.
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. L. Boon, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 oktober 2012. Appellant is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Voor het Uwv is verschenen V.A.R. Kali.
Nadien is de Raad gebleken dat het onderzoek niet volledig is geweest. In verband hiermee heeft de Raad besloten het onderzoek te heropenen.
Bij schrijven van 13 november 2012 heeft het Uwv een rapportage van een bezwaararbeidsdeskundige ingebracht.
Met toestemming van partijen heeft de Raad bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft, waarna het onderzoek is gesloten.
OVERWEGINGEN
1. Appellant is geboren op [datum] 1985 en heeft op 23 juni 2010 een uitkering ingevolge de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten aangevraagd (Wet Wajong) wegens psychische klachten.
2. Bij besluit van 24 februari 2011 heeft het Uwv hem een Wajong-uitkering geweigerd.
3. Bij besluit van 27 september 2011 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellant tegen het besluit van 24 februari 2011 ongegrond verklaard.
4. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Hiertoe is - kort samengevat - overwogen dat er geen aanleiding is het door de verzekeringsartsen verrichte medisch onderzoek onzorgvuldig te achten en te concluderen dat de verzekeringsartsen de beperkingen van appellant hebben onderschat dan wel onjuist hebben vastgesteld. De door appellant ingebrachte medische informatie die betrekking heeft op zijn situatie op zijn 17e dan wel 18e jaar is bij het medisch onderzoek betrokken. De medische stukken die niet zijn meegenomen dateren van ver na de in geding zijnde datum. Volgens vaste rechtspraak komt het voor rekening en risico van appellant als het ingeval van een laat tijdige aanvraag moeilijk is medische gegevens te achterhalen.
De aan de schatting ten grondslag gelegde functies zijn passend voor appellant.
5. Appellant heeft zich in hoger beroep onveranderd op het standpunt gesteld dat hem ten onrechte een Wajong-uitkering is geweigerd.
6.1. De Raad is van oordeel dat de rechtbank met juistheid heeft overwogen dat de medische kant van de schatting juist is. Appellant heeft niet met objectieve medische stukken aangetoond dat hij meer beperkt is dan is aangenomen. In hoger beroep zijn geen nieuwe medische stukken overgelegd. De Raad verwijst naar de overwegingen van de rechtbank zoals weergegeven in de aangevallen uitspraak en maakt deze tot de zijne.
6.2. Met betrekking tot de arbeidskundige kant van de schatting stelt de Raad vast dat niet alle signaleringen, die aangeven dat er mogelijk sprake is van een overschrijding van de belastbaarheid, zijn besproken. Het Uwv heeft in de rapportages van de bezwaararbeidsdeskundige van 24 oktober 2012 en 5 november 2012 een nadere motivering bij de signaleringen gegeven. Deze motivering is toereikend en de functies zijn passend te achten voor appellant.
7. Het hoger beroep slaagt dus niet.
8. Aangezien eerst in hoger beroep de passendheid van de functies voldoende is toegelicht zijn er redenen het Uwv te veroordelen in de door appellant in beroep en in hoger beroep gemaakte proceskosten. Deze kosten worden begroot op € 944,- voor verleende rechtsbijstand in beroep en € 944,- voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep, in totaal € 1.888,-.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellant in beroep tot een bedrag van € 944,-,
te betalen aan de griffier van de Raad en in hoger beroep tot een bedrag van € 944,-;
- bepaalt dat het Uwv aan appellant het betaalde griffierecht van € 156,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door I.M.J. Hilhorst-Hagen, in tegenwoordigheid van K.E. Haan als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 18 januari 2013.
(getekend) I.M.J. Hilhorst-Hagen
(getekend) K.E. Haan
EK