ECLI:NL:CRVB:2013:BY8819
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van een Wajong-uitkering op basis van medische en arbeidskundige grondslagen
In deze zaak heeft appellant, geboren in 1985, op 23 juni 2010 een Wajong-uitkering aangevraagd vanwege psychische klachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft deze aanvraag bij besluit van 24 februari 2011 geweigerd. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv heeft het bezwaar ongegrond verklaard bij het bestreden besluit van 27 september 2011. Appellant heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
De rechtbank heeft in de eerdere uitspraak het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen zorgvuldig was uitgevoerd en dat de beperkingen van appellant correct waren vastgesteld. De door appellant ingebrachte medische informatie, die betrekking had op zijn situatie op 17 of 18-jarige leeftijd, was meegenomen in het onderzoek. De rechtbank concludeerde dat de functies die aan de schatting ten grondslag lagen, passend waren voor appellant.
In hoger beroep heeft de Raad de zaak opnieuw bekeken. De Raad bevestigde de bevindingen van de rechtbank met betrekking tot de medische kant van de schatting. Appellant heeft geen nieuwe objectieve medische stukken overgelegd die zijn beperkingen beter zouden onderbouwen. Wel constateerde de Raad dat niet alle signaleringen van mogelijke overschrijding van de belastbaarheid in de rapportages van de bezwaararbeidsdeskundige waren besproken. De Raad oordeelde dat de nadere motivering van het Uwv toereikend was en dat de functies passend waren voor appellant.
De Raad heeft het hoger beroep van appellant afgewezen, maar oordeelde dat het Uwv in de proceskosten van appellant moest worden veroordeeld, omdat de passendheid van de functies pas in hoger beroep voldoende was toegelicht. De totale proceskosten werden begroot op € 1.888,-, inclusief griffierechten. De uitspraak werd gedaan op 18 januari 2013 door I.M.J. Hilhorst-Hagen, in tegenwoordigheid van griffier K.E. Haan.