ECLI:NL:CRVB:2021:234
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening studiefinanciering en toepassing hardheidsclausule
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 februari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de herziening van studiefinanciering voor een betrokkene die door de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap als thuiswonende studerende was aangemerkt. De betrokkene had in eerste instantie studiefinanciering ontvangen op basis van de norm voor uitwonende studenten, maar de minister heeft deze herzien op basis van de inschrijving in de basisregistratie personen (brp) onder hetzelfde adres als haar vader. De minister vorderde een bedrag van € 2.226,60 terug van de betrokkene.
De rechtbank Noord-Nederland had in een eerdere uitspraak het beroep van de betrokkene gegrond verklaard en het besluit van de minister vernietigd, omdat de rechtbank van mening was dat de minister de hardheidsclausule had moeten toepassen. De minister ging in hoger beroep tegen deze uitspraak. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de minister geen aanleiding had hoeven zien om de hardheidsclausule toe te passen, omdat de vaststelling van thuiswonendheid in overeenstemming was met de wetgeving. De Raad concludeerde dat de herziening van de studiefinanciering correct was uitgevoerd en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die tot afwijking van het beleid nopen.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van de betrokkene tegen het bestreden besluit ongegrond. De Raad benadrukte dat de herziening tijdig had plaatsgevonden en dat de betrokkene niet kon worden vrijgesteld van de terugvordering, aangezien zij zelf verantwoordelijk was voor de juiste inschrijving.