ECLI:NL:CRVB:2016:2556
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening studiefinanciering naar norm thuiswonende studerende
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 juli 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toekenning van studiefinanciering aan appellante, die door de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap als thuiswonende studerende was aangemerkt. Appellante had eerder studiefinanciering ontvangen op basis van de norm voor uitwonende studenten, maar na een adrescontrole werd zij opnieuw als thuiswonende aangemerkt, omdat zij op hetzelfde adres als haar ouders stond ingeschreven. Dit leidde tot een terugvordering van te veel betaalde studiefinanciering.
Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing en stelde dat zij feitelijk bij haar zus woont en niet bij haar ouders. De rechtbank Rotterdam had het beroep van appellante tegen het besluit van de minister ongegrond verklaard, waarop appellante in hoger beroep ging. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de minister terecht had gehandeld, aangezien de wet duidelijk voorschrijft dat een student die op hetzelfde adres als zijn ouders staat ingeschreven, als thuiswonende studerende moet worden aangemerkt. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor toepassing van de hardheidsclausule, omdat de wettelijke bepalingen geen ruimte bieden voor een andere interpretatie.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep van appellante niet slaagde. De uitspraak benadrukt het belang van de inschrijving in de basisregistratie personen (brp) voor de beoordeling van de status van studenten in het kader van de studiefinanciering.