ECLI:NL:CRVB:2020:566
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake ontslagvergoeding en verstoorde verhouding tussen directeur en college van bestuur
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Holland met betrekking tot de ontslagvergoeding van een directeur van een basisschool. De directeur, betrokkene, was per 16 januari 2014 voor bepaalde tijd aangesteld en vanaf 1 augustus 2014 vast aangesteld. Na verschillende functionerings- en beoordelingsgesprekken, waarin zorgen over haar functioneren werden geuit, werd zij op 1 en 2 maart 2017 ontheven van haar taken. Dit leidde tot een ziekmelding en uiteindelijk tot ontslag op 20 juli 2017, gebaseerd op ongeschiktheid en verstoorde verhoudingen. De rechtbank oordeelde dat het college voor 80% verantwoordelijk was voor de verstoorde verhouding en kende een ontslagvergoeding van € 7.027,73 toe. In hoger beroep bevestigde de Centrale Raad van Beroep deze uitspraak, waarbij het college in de proceskosten werd veroordeeld tot een bedrag van € 1.024,-. De Raad oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een integrale proceskostenvergoeding rechtvaardigden, en dat het financiële nadeel van betrokkene tot uitdrukking kwam in de hoogte van de ontslagvergoeding. De Raad concludeerde dat het incidenteel hoger beroep van het college niet slaagde en dat de aangevallen uitspraak bevestigd werd.