ECLI:NL:CRVB:2020:422
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand na niet verschijnen op oproep en niet gemelde inkomsten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 februari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant, die bijstand ontving op basis van de Participatiewet, had niet gereageerd op oproepen van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. Dit leidde tot de opschorting en intrekking van haar bijstandsuitkering. De Raad heeft vastgesteld dat de appellant niet is verschenen op de oproepen en dat zij geen afschriften van haar bankrekening heeft overgelegd, wat haar in verzuim bracht. Het college heeft vervolgens de bijstand ingetrokken en teruggevorderd op basis van niet-gemelde kasstortingen en bijschrijvingen op haar rekening, die als inkomen zijn aangemerkt.
De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen de besluiten van het college ongegrond verklaard, waarbij werd geoordeeld dat het college bevoegd was om de bijstand op te schorten en in te trekken. De appellant heeft in hoger beroep geen nieuwe argumenten aangevoerd die de eerdere beslissing konden ondermijnen. De Raad heeft de gronden van de appellant in hoger beroep beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet voldoende onderbouwd waren. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de appellant de inlichtingenverplichting had geschonden door de kasstortingen en bijschrijvingen niet te melden. De opgelegde boete werd eveneens gerechtvaardigd geacht, gezien de omstandigheden van de zaak.
De uitspraak benadrukt het belang van het naleven van de inlichtingenverplichting door bijstandsontvangers en de gevolgen van het niet voldoen aan deze verplichtingen, zoals de intrekking van bijstand en terugvordering van onterecht ontvangen bedragen.