ECLI:NL:CRVB:2017:541
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en intrekking van bijstand in het kader van de Wet werk en bijstand en de gevolgen van faillissement en schuldsanering
In deze zaak gaat het om de herziening en intrekking van bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) in het kader van een faillissement en een daaropvolgende schuldsanering. Appellante, die in 2008 failliet werd verklaard en in 2010 onder de wettelijke schuldsanering viel, ontving bijstand als alleenstaande ouder. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft de bijstand van appellante beëindigd omdat zij hogere inkomsten zou hebben genoten dan de voor haar geldende norm. Dit leidde tot een herziening van de bijstand en een terugvordering van eerder verstrekte bijstand. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt en is in hoger beroep gegaan.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat het college onvoldoende heeft aangetoond dat appellante over de inkomsten kon beschikken die boven de vastgestelde bijstandsnorm uitkwamen. De Raad heeft ook geoordeeld dat de motivering van het bestreden besluit niet deugdelijk was, omdat niet duidelijk was of de bewindvoerder de verplichte boedelbijdrage in mindering had gebracht op de door appellante genoten inkomsten. De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank vernietigd en het college opgedragen om een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen, waarbij het college ook de proceskosten van appellante moet vergoeden.