In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven met betrekking tot de bijstandsverlening aan betrokkene. De Raad oordeelde dat het college bij de selectie van het adres van betrokkene voor een huisbezoek gebruik heeft gemaakt van een risicoprofiel, maar niet voldoende heeft aangetoond dat deze selectie op een transparante en controleerbare manier heeft plaatsgevonden. Dit leidde tot de conclusie dat het huisbezoek onrechtmatig was, waardoor de verkregen gegevens als onrechtmatig bewijs moeten worden aangemerkt. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant die het besluit van het college tot intrekking van de bijstand had vernietigd, en herroept het besluit van 17 april 2018, dat de bijstand van betrokkene in diverse periodes had ingetrokken en terugvordering had bevolen. De Raad oordeelde dat de besluitvorming niet berustte op rechtmatig verkregen bewijs, en dat het college niet had aangetoond dat het over ander bewijs beschikte dat losstond van het onrechtmatig aangevangen onderzoek. De Raad veroordeelde het college in de proceskosten van betrokkene tot een bedrag van € 2.100,-.