Uitspraak
18.5178 ZW
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak,
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Het hoger beroep was ingesteld door appellant, die een verzoek om herziening had ingediend van een eerder besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 25 juni 2010. Dit besluit hield in dat appellant geen recht had op een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) in verband met zijn ziekmelding per 14 mei 2008. Appellant stelde dat er nieuwe feiten en omstandigheden waren die een herziening van het besluit rechtvaardigden, maar de Raad oordeelde dat deze gronden niet als nieuw gebleken konden worden aangemerkt.
De rechtbank had eerder geoordeeld dat de gronden die appellant in beroep had aangevoerd, weliswaar nieuwe argumenten waren, maar niet voldeden aan de criteria van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank concludeerde dat het bestreden besluit zorgvuldig was voorbereid en niet evident onredelijk was. In hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunt, maar de Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat appellant niet had aangetoond dat er sprake was van nieuwe feiten of omstandigheden die een herziening van het besluit rechtvaardigden.
De Raad concludeerde dat het verzoek om terug te komen van het besluit van 25 juni 2010 terecht was afgewezen, omdat appellant niet had voldaan aan de bewijslast die op hem rustte. De Raad wees ook het verzoek om vergoeding van schade af, omdat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door A.T. de Kwaasteniet, in tegenwoordigheid van A.M.M. Chevalier als griffier.