ECLI:NL:CRVB:2013:2162
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake recht op ziekengeld na ontbinding arbeidsovereenkomst
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Middelburg, waarin de rechtbank het beroep van appellant tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond heeft verklaard. Appellant, die als commercieel directeur werkzaam was, had zich ziek gemeld met ingang van 14 mei 2008, maar het Uwv concludeerde dat hij op die datum geschikt was voor zijn eigen werk. De Raad voor de Rechtspraak oordeelt dat er onvoldoende bewijs is dat appellant arbeidsongeschikt was op de relevante data. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarbij het Uwv terecht ziekengeld heeft geweigerd. De Raad stelt vast dat appellant pas bijna twee jaar na de door hem gestelde aanvang van zijn arbeidsongeschiktheid een aanvraag om een ZW-uitkering heeft ingediend, wat complicaties met zich meebracht voor de beoordeling van zijn situatie. De Raad concludeert dat de medische situatie van appellant niet voldoende onderbouwd is om te concluderen dat hij arbeidsongeschikt was op de relevante momenten. De Raad bevestigt de beslissing van de rechtbank en legt een proceskostenvergoeding op aan het Uwv.