ECLI:NL:CRVB:2020:2053
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijstandsverlening op basis van duurzaam gescheiden leven
Op 1 september 2020 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellante tegen het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. De zaak betreft een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 15 maart 2019, waarin het beroep tegen de afwijzing van een aanvraag om bijstand ingevolge de Participatiewet (PW) ongegrond werd verklaard. Appellante had op 14 februari 2018 een aanvraag om bijstand ingediend, met als reden dat haar relatie verbroken was. Echter, het college heeft de aanvraag afgewezen op basis van het feit dat appellante en haar echtgenoot, met wie zij in 1994 was getrouwd, nog steeds samenwoonden en niet duurzaam gescheiden leefden.
De Raad heeft vastgesteld dat in de beoordelingsperiode van 14 februari 2018 tot en met 20 februari 2018 appellante en haar echtgenoot nog gehuwd waren en in dezelfde woning woonden. De kern van het geschil was of appellante duurzaam gescheiden leefde van haar echtgenoot, wat zou betekenen dat zij als zelfstandig subject van bijstand kon worden beschouwd. De Raad oordeelde dat de intentie van appellante om te scheiden, zonder de mogelijkheid om daadwerkelijk te verhuizen, niet voldoende was om te concluderen dat de echtelijke samenleving feitelijk verbroken was.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellante in de beoordelingsperiode niet als zelfstandig subject van bijstand kon worden beschouwd. De aanvraag om bijstand werd daarom terecht afgewezen. De uitspraak werd gedaan door J.N.A. Bootsma, met A.A.H. Ibrahim als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 1 september 2020.