Uitspraak
18.4359 PW
20 juli 2018, 17/4314 (aangevallen uitspraak) en op het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade
OVERWEGINGEN
tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) verzocht om vergoeding van de immateriële schade als gevolg van de onrechtmatige huisbezoeken van 30 oktober 2015 en
20 januari 2016. Voorts verzoekt appellant het college om vergoeding van materiële en immateriële schade ten gevolge van het handelen van A, te weten het onnodig traineren van het toekennen van bijstand aan appellant, het laten uitvoeren van een huisbezoek op
13 januari 2016, het laten observeren van appellant, het onnodig melding doen bij de woningbouwvereniging en de gehele opstelling van A jegens appellant.
artikel 8:88 van de Awb ingediend om het college te veroordelen tot vergoeding van de, voor zover in hoger beroep nog van belang, volgende schadeposten:
artikel 8:88, aanhef en onder b, van de Awb. Deze beroepsgrond slaagt niet. Het huisbezoek van 13 januari 2016 heeft niet geleid tot een door het college genomen besluit. Los van de vraag of het huisbezoek, dat door de politie is afgelegd, kan worden toegerekend aan het college, kan reeds hierom geen sprake zijn van een onrechtmatige handeling ter voorbereiding van een onrechtmatig besluit. Dit betekent dat geen grond bestaat tot vergoeding van schade geleden door het huisbezoek van 13 januari 2016.
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.