ECLI:NL:CRVB:2019:363
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om schadevergoeding en beoordeling arbeidsverplichtingen in het kader van bijstandsverlening
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Helmond. Het college had op 3 oktober 2017 een besluit genomen waarbij het een aanvraag om bijstand had afgewezen. De Raad had eerder, op 13 december 2016, het college opgedragen om een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar van appellanten. In het bestreden besluit werd alsnog bijstand toegekend over de periode van 18 november 2013 tot 3 juni 2014, met wettelijke rente tot een bedrag van € 985,19. Appellanten hebben beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om schadevergoeding voor kosten die voortvloeiden uit de afwijzing van hun aanvraag om bijstand.
De Raad heeft geoordeeld dat de door appellanten gevorderde schadevergoeding, die voortvloeit uit de vertraging in de uitbetaling van bijstand, niet voor afzonderlijke vergoeding in aanmerking komt, omdat de wettelijke rente als voldoende wordt beschouwd. Ook de gevorderde kosten voor juridische procedures komen niet voor vergoeding in aanmerking, aangezien de regeling voor proceskosten in de Algemene wet bestuursrecht en het Besluit proceskosten bestuursrecht een limitatief karakter heeft. Het verzoek om appellant met rust te laten wat betreft de arbeidsverplichtingen werd afgewezen, omdat appellant niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. De Raad concludeert dat het verzoek om schadevergoeding dient te worden afgewezen en verklaart het beroep ongegrond.