In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Utrecht. Het betreft een verzoek om kwijtschelding van een restschuld en een verzoek om schadevergoeding. De appellante had eerder een verzoek om kwijtschelding ingediend, dat door het college was afgewezen. In een tussenuitspraak van 4 mei 2021 had de Raad geoordeeld dat het college ten onrechte was uitgegaan van een schending van de inlichtingenverplichting door appellante. Na deze tussenuitspraak heeft het college een nieuw besluit genomen, waarin het de kwijtschelding over een bepaalde periode heeft verleend. Appellante was het echter niet eens met de beperkte kwijtschelding en verzocht om volledige heroverweging van het oorspronkelijke terugvorderingsbesluit. De Raad heeft geoordeeld dat het college met het nader besluit volledig tegemoet is gekomen aan het kwijtscheldingsverzoek, maar dat het verzoek om schadevergoeding niet kon worden toegewezen. De Raad heeft vastgesteld dat de schade die appellante heeft geleden niet in aanmerking komt voor vergoeding, omdat deze niet het gevolg was van het onrechtmatige besluit van 27 juni 2017. De Raad heeft het beroep tegen het besluit van 16 januari 2018 gegrond verklaard en dat besluit vernietigd, terwijl het beroep tegen het nader besluit ongegrond werd verklaard. Tevens is het verzoek om schadevergoeding afgewezen.