ECLI:NL:CRVB:2019:705
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van AOI-aanvulling in verband met onroerend goed in Turkije
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van de aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling) van appellant, die samen met zijn echtgenote bijstand ontving van de Sociale Verzekeringsbank (Svb). De Svb heeft de AIO-aanvulling ingetrokken op basis van een onderzoek naar de inkomens- en vermogenssituatie van appellant, waarbij bleek dat hij onroerend goed in Turkije bezat, wat hij niet had gemeld. De rechtbank Den Haag heeft de beroepen van appellant tegen de besluiten van de Svb ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in detail onderzocht. Appellant had vanaf 29 maart 2005 bijstand ontvangen, maar na een heronderzoek in 2014 bleek dat hij onroerend goed in Turkije bezat, wat leidde tot de conclusie dat hij de wettelijke inlichtingenverplichting had geschonden. De Svb had de AIO-aanvulling met ingang van 29 maart 2005 ingetrokken en de gemaakte kosten teruggevorderd. Appellant voerde aan dat de waarde van de onroerende zaken onder de vermogensgrens lag en dat de taxatie onzorgvuldig was.
De Raad oordeelde dat de bewijslast voor de waarde van de onroerende zaken op appellant rustte, en dat hij hierin niet was geslaagd. De Raad bevestigde de intrekking van de AIO-aanvulling en de terugvordering van de kosten, en oordeelde dat er geen dringende redenen waren om van terugvordering af te zien. De Svb werd veroordeeld in de proceskosten van appellant in de zaak betreffende de intrekking van de AIO-aanvulling.