ECLI:NL:CRVB:2019:633
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- W.F. Claessens
- J.T.H. Zimmerman
- M. Schoneveld
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering wegens niet gemeld vermogen in het buitenland en boete wegens schending inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in hoger beroep over de intrekking van de bijstandsuitkering van appellante, die sinds 1 oktober 2011 bijstand ontving. De intrekking vond plaats omdat appellante niet had gemeld dat zij een woning in Turkije bezat, die op haar naam geregistreerd stond. Het college van burgemeester en wethouders van Utrecht had op basis van een onderzoek, dat was uitgevoerd in het kader van het project 'Vermogen in het buitenland', vastgesteld dat appellante niet voldeed aan de inlichtingenverplichting. De Raad heeft vastgesteld dat appellante in de te beoordelen periode beschikte over vermogen boven de voor haar geldende vermogensgrens en dat zij dit niet had gemeld. Hierdoor was het college verplicht de bijstand in te trekken.
Daarnaast heeft het college een boete opgelegd van € 3.226,- wegens het niet melden van de woning en de stortingen op haar bankrekening. De rechtbank heeft de boete verlaagd naar € 3.210,-, maar de Raad heeft deze uitspraak vernietigd en de boete vastgesteld op € 1.156,91, omdat de Raad van oordeel was dat de hoogte van de boete niet in verhouding stond tot de verwijtbaarheid van appellante. De Raad heeft geoordeeld dat er sprake was van normale verwijtbaarheid en dat de boete voor het niet melden van de woning in het buitenland niet gerechtvaardigd was, omdat dit niet had geleid tot een benadelingsbedrag. De Raad heeft de uitspraak van de rechtbank voor het overige bevestigd en het college veroordeeld in de proceskosten van appellante.