ECLI:NL:CRVB:2017:2634
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toetsing van de weigering tot het starten van een regularisatieprocedure op basis van het Rijnvarendenverdrag
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 juli 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Noord-Holland. De zaak betreft de weigering van de Sociale verzekeringsbank (Svb) om een regularisatieprocedure te starten op basis van artikel 13 van het Rijnvarendenverdrag. Betrokkene, die van 1 januari 2005 tot en met 30 september 2009 op de loonlijst stond van een Luxemburgse vennootschap, had verzocht om bevestiging dat hij gedurende deze periode uitsluitend in Luxemburg verzekerd was voor de sociale zekerheidswetgeving en dat hij in Nederland geen premies volksverzekeringen verschuldigd was. De Svb had dit verzoek afgewezen, wat betrokkene aanvocht.
De rechtbank had het beroep van betrokkene tegen de afwijzing van de Svb gegrond verklaard, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank een onjuiste toetsingsmaatstaf had gehanteerd. De Raad benadrukte dat de Svb discretionaire bevoegdheid heeft om een regularisatieprocedure te starten en dat dit alleen gebeurt indien er voldoende bijzondere omstandigheden zijn. De Raad oordeelde dat de Svb in dit geval terecht had geweigerd om de procedure te starten, omdat er geen voldoende bijzondere omstandigheden waren die dit rechtvaardigden. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en het beroep tegen het bestreden besluit II werd ongegrond verklaard.