ECLI:NL:CRVB:2019:4108
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkverklaring hoger beroep inzake aanvraag maatwerkvoorziening
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 december 2019 uitspraak gedaan over het hoger beroep van een appellant tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De appellant had een aanvraag ingediend voor een maatwerkvoorziening, welke was afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Roosendaal. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat het college geen urgentieverklaringen afgeeft en dat de appellant deze verklaring bij de woningbouwvereniging moest aanvragen. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
Tijdens de zitting op 4 december 2019 heeft de appellant verklaard dat hij niet langer woonachtig is op het adres dat betrekking had op zijn aanvraag en dat hij geen belang meer heeft bij de procedure. Desondanks verzocht hij het college om veroordeling in de proceskosten en het griffierecht. De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak benadrukt dat er sprake moet zijn van voldoende procesbelang om een hoger beroep ontvankelijk te verklaren. Dit betekent dat het resultaat dat de appellant nastreeft daadwerkelijk kan worden bereikt en feitelijk betekenis voor hem moet hebben.
De Raad heeft vastgesteld dat de appellant erkende dat zijn procesbelang was komen te vervallen. De door hem verzochte veroordeling tot vergoeding van proceskosten en het griffierecht werd niet als voldoende procesbelang beschouwd. De uitspraak van de Raad is openbaar uitgesproken en is gebaseerd op eerdere rechtspraak waarin is vastgesteld dat een louter formeel of principieel belang niet voldoende is voor het aannemen van procesbelang. De Centrale Raad van Beroep heeft het hoger beroep dan ook niet-ontvankelijk verklaard.