ECLI:NL:CRVB:2019:4108

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
4 december 2019
Publicatiedatum
17 december 2019
Zaaknummer
18/4520 WMO15-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkverklaring hoger beroep inzake aanvraag maatwerkvoorziening

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 december 2019 uitspraak gedaan over het hoger beroep van een appellant tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De appellant had een aanvraag ingediend voor een maatwerkvoorziening, welke was afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Roosendaal. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat het college geen urgentieverklaringen afgeeft en dat de appellant deze verklaring bij de woningbouwvereniging moest aanvragen. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.

Tijdens de zitting op 4 december 2019 heeft de appellant verklaard dat hij niet langer woonachtig is op het adres dat betrekking had op zijn aanvraag en dat hij geen belang meer heeft bij de procedure. Desondanks verzocht hij het college om veroordeling in de proceskosten en het griffierecht. De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak benadrukt dat er sprake moet zijn van voldoende procesbelang om een hoger beroep ontvankelijk te verklaren. Dit betekent dat het resultaat dat de appellant nastreeft daadwerkelijk kan worden bereikt en feitelijk betekenis voor hem moet hebben.

De Raad heeft vastgesteld dat de appellant erkende dat zijn procesbelang was komen te vervallen. De door hem verzochte veroordeling tot vergoeding van proceskosten en het griffierecht werd niet als voldoende procesbelang beschouwd. De uitspraak van de Raad is openbaar uitgesproken en is gebaseerd op eerdere rechtspraak waarin is vastgesteld dat een louter formeel of principieel belang niet voldoende is voor het aannemen van procesbelang. De Centrale Raad van Beroep heeft het hoger beroep dan ook niet-ontvankelijk verklaard.

Uitspraak

18.4520 WMO15-PV

Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 3 juli 2018, 17/6095 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Roosendaal (college)
Datum uitspraak: 4 december 2019
Zitting hebben: D.S. de Vries als voorzitter en W.J.A.M. van Brussel en C.J. Borman als leden
Griffier: C.I. Heijkoop
Ter zitting is verschenen: het college, vertegenwoordigd door mr. Y. Bons

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
Bij besluit van 27 maart 2017, gehandhaafd bij besluit van 19 juli 2017 (bestreden besluit), is de aanvraag van appellant voor een maatwerkvoorziening afgewezen. Hieraan is onder meer ten grondslag gelegd dat het college geen urgentieverklaringen afgeeft. Appellant dient een dergelijke verklaring bij de woningbouwvereniging aan te vragen. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
Bij brief van 3 december 2019 heeft appellant verklaard dat hij niet langer woonachtig is op het adres waarop zijn aanvraag betrekking had, dat hij geen belang meer heeft bij de onderhavige procedure, maar dat hij wel verzoekt om het college te veroordelen in de proceskosten en het griffierecht.
In vaste rechtspraak van de Raad (bijvoorbeeld de uitspraak van 18 september 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:1874) is neergelegd dat eerst sprake is van (voldoende) procesbelang als het resultaat dat de indiener van een bezwaar- of beroepschrift met het maken van bezwaar of het indienen van (hoger) beroep nastreeft, daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben. Het hebben van een louter formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van (voldoende) procesbelang.
Door appellant is erkend dat het procesbelang is komen te vervallen. Zoals de Raad eerder heeft overwogen (uitspraak van 27 november 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:3754) kan geen procesbelang worden ontleend aan de door appellant verzochte veroordeling tot vergoeding van proceskosten. Evenmin is een procesbelang gelegen in het verkrijgen van het griffierecht.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier De voorzitter
(getekend) C.I. Heijkoop (getekend) D.S. de Vries