ECLI:NL:RBZWB:2023:2855
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep tegen de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar in bestuursrechtelijke procedure
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 april 2023, wordt het beroep van eiser tegen de niet-ontvankelijkverklaring van zijn bezwaar beoordeeld. Eiser had op 12 december 2021 bezwaar gemaakt tegen een besluit van de bewaarder van het kadaster, die op 18 januari 2022 het bezwaar niet-ontvankelijk verklaarde. De rechtbank heeft de zaak op 4 april 2023 behandeld, waarbij de bewaarder werd vertegenwoordigd door mr. L.J. Nijmeijer. Eiser heeft zich afgemeld voor de zitting.
Tijdens de procedure heeft eiser aangegeven dat zijn belang bij de procedure enkel nog ligt in de vergoeding van het door hem betaalde griffierecht, na wilsovereenstemming met de executeur-testamentair. De rechtbank overweegt dat voor een inhoudelijke beoordeling van het besluit en de gronden daartegen, er sprake moet zijn van voldoende procesbelang. Dit procesbelang is echter erkend door eiser als vervallen, waardoor de rechtbank concludeert dat er geen procesbelang meer is. De rechtbank kan geen belang ontlenen aan de verzoeken van eiser om vergoeding van het griffierecht.
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk, wat betekent dat de zaak niet inhoudelijk wordt beoordeeld. Eiser krijgt het griffierecht niet terug. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing. Indien een partij het niet eens is met deze uitspraak, kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.