ECLI:NL:CRVB:2019:2165
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A. Stehouwer
- J.L. Boxum
- C. van Viegen
- Rechtspraak.nl
Verrekening van bijstandsuitkeringen en de beslagvrije voet in het kader van terugvordering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 juli 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De appellant, die sinds 1 februari 2015 bijstand ontvangt op grond van de Participatiewet, heeft hoger beroep ingesteld tegen de terugvordering van bijstandsuitkeringen door het college van burgemeester en wethouders van Helmond. De terugvordering was gebaseerd op kasstortingen op de bankrekening van de appellant, die door het college als inkomen werden aangemerkt. Het college had de bijstand over bepaalde maanden herzien en teruggevorderd, en de terugvordering verrekend met de lopende bijstand, waarbij de beslagvrije voet was vastgesteld op 90% van de netto bijstandsnorm.
De Raad heeft vastgesteld dat het college in het kader van de verrekening gehouden was om nader onderzoek te doen naar de hoogte van de beslagvrije voet in het individuele geval. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, maar de Raad oordeelde dat de rechtbank niet had onderkend dat het college de beslagvrije voet niet standaard mag vaststellen zonder de nodige gegevens op te vragen. De Raad heeft de aangevallen uitspraak vernietigd voor zover het betreft de verrekening en het bestreden besluit herroepen, waarbij de verrekening vanaf 1 juni 2016 op € 51,82 per maand werd vastgesteld. Tevens werd het verzoek van de appellant om vergoeding van wettelijke rente toegewezen en het college veroordeeld in de proceskosten van de appellant.