Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- veroordeelt appellant in de kosten van betrokkene tot een bedrag van € 1.002,-;
- bepaalt dat van appellant een griffierecht wordt geheven van € 503,-.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 maart 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft de herziening van studiefinanciering van betrokkene, die in 2011 was ingeschreven op een adres in de basisregistratie personen. De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap had op basis van een buurtonderzoek en getuigenverklaringen geconcludeerd dat betrokkene niet op het geregistreerde adres woonde, en had de studiefinanciering herzien. De rechtbank had het beroep van betrokkene gegrond verklaard en het besluit van de minister vernietigd, omdat de getuigenverklaringen onvoldoende feitelijke grondslag boden voor de conclusie dat betrokkene niet op het adres woonde.
In hoger beroep heeft de minister aangevoerd dat het rapport van het buurtonderzoek voldoende steun biedt voor zijn standpunt. Betrokkene heeft echter betwist dat de reisgegevens die door de minister zijn overgelegd, van haar zijn. De Raad heeft geoordeeld dat de weergave van de getuigenverklaringen in het rapport niet voldoet aan de eisen die daaraan gesteld worden. De Raad heeft bevestigd dat reisgegevens als aanvullend bewijs kunnen dienen, maar dat deze gegevens op zichzelf vaak onvoldoende zijn om aan te tonen waar een studerende woont. In dit geval was er tegenbewijs geleverd dat de reisgegevens niet van betrokkene waren, waardoor de minister niet voldoende bewijs had geleverd voor zijn stelling.
De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd en de minister veroordeeld in de proceskosten van betrokkene, die zijn begroot op € 1.002,-.