ECLI:NL:CRVB:2016:1776
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G. van Zeben-de Vries
- M.C. Bruning
- L. Koper
- Rechtspraak.nl
Weigering van Wajong-uitkering en beoordeling van nieuwe feiten en omstandigheden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 mei 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van een Wajong-uitkering aan appellante. Appellante had eerder, in 2004, een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, maar deze was afgewezen omdat haar arbeidsongeschiktheid op dat moment minder dan 25% was. Na een nieuwe aanvraag in 2010, waarin appellante opnieuw stelde dat zij voor haar 17e verjaardag arbeidsongeschikt was geworden, werd wederom vastgesteld dat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden waren die aanleiding gaven om het eerdere besluit te herzien. In 2013 diende appellante opnieuw een aanvraag in, maar ook deze werd afgewezen op basis van dezelfde overwegingen. De rechtbank Limburg had het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, wat leidde tot het hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.
De Raad oordeelde dat appellante bij haar aanvragen geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangedragen die relevant waren voor de beoordeling van haar arbeidsongeschiktheid. De rechtbank had terecht geoordeeld dat appellante niet voldeed aan de voorwaarden voor een Wajong-uitkering, omdat zij aan het einde van de wachttijd niet ongeschikt was voor haar arbeid. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt het belang van het aanleveren van nieuwe medische feiten of veranderde omstandigheden bij herbeoordeling van arbeidsongeschiktheid.