Uitspraak
16.2781 AW
18 maart 2016, 15/2239 (aangevallen uitspraak)
OVERWEGINGEN
1 november 2010 de circulaire Harmonisatie arbeidsvoorwaarden politie tweede tranche in werking getreden (Stcrt. 2010, 19782; circulaire). Eén van de te harmoniseren onderwerpen is het in bijlage 6 van de circulaire opgenomen ‘Loopbaanbeleid van assistent A tot en met senior in de GGP ’ (loopbaanbeleid). In die bijlage zijn de afspraken vastgelegd over de mogelijkheden tot doorstroming (bevordering) van ambtenaren binnen de GGP naar een volgend niveau of volgende functie. Voor de bevordering van generalist GGP (schaal 7) naar senior GGP (schaal 8) is als vereiste gesteld dat sprake is van ‘vakmanschap blijkend uit een recente beoordeling boven de norm met daarin opgenomen verwachte geschiktheid voor senior GGP ’. Vermeld is dat het loopbaanbeleid vanaf 1 november 2010 geldt voor alle medewerkers bij de Nederlandse Politie, dat de Raad van korpschefs i.o. zich aan de circulaire heeft geconformeerd en dat het bevoegd gezag deze circulaire dient te volgen, tenzij een zwaarwegend dienstbelang zich daartegen verzet. Het loopbaanbeleid voor bevordering van schaal 7 naar schaal 8 is met ingang van 1 januari 2013 beëindigd. In april 2013 zijn door de Adviescommissie Loopbaanbeleid GGP van het Centraal Georganiseerd Overleg Politie nadere uitvoeringsafspraken vastgelegd.
19 maart 2014 is in de plaats gekomen van het besluit van 16 januari 2013, omdat de in de voormalige politieregio [regio] gehanteerde afwijzingsgrond van zwaarwegend dienstbelang niet kon worden gehandhaafd. De conclusie is dan ook dat de korpschef het bezwaar tegen het vervangen besluit van 16 januari 2013 niet-ontvankelijk had moeten verklaren wegens het ontbreken van een belang bij de beoordeling ervan en aan appellante ingevolge artikel 7:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de kosten van het bezwaar had moeten vergoeden. De rechtbank heeft dit niet onderkend.
BESLISSING
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 25 februari 2015 voor zover het bezwaar tegen het besluit van 16 januari 2013 ongegrond is verklaard, de kosten van bezwaar niet zijn vergoed en is geweigerd wettelijke rente te vergoeden;
- verklaart het bezwaar tegen het besluit van 16 januari 2013 niet-ontvankelijk, kent wettelijke rente toe als in 3.7 vermeld en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het besluit van 25 februari 2015;
- veroordeelt de korpschef tot betaling aan appellante van een vergoeding van schade tot een bedrag van € 1.500,-;
- veroordeelt de korpschef in de kosten van appellante tot een bedrag van in totaal € 2.004,-;
- bepaalt dat de korpschef aan appellante het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 418,- vergoedt.