Op 19 juli 2018 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Midden-Nederland van 3 mei 2017. De zaak betreft een verzoek van appellante, werkzaam bij de voormalige politieregio, om bevordering op basis van het loopbaanbeleid. Dit beleid, dat op 1 november 2010 in werking trad, bevatte regels voor de bevordering van ambtenaren binnen de Gebiedsgebonden Politie. Appellante had in 2012 een verzoek om bevordering ingediend, maar dit was door de korpschef afgewezen wegens zwaarwegend dienstbelang en een gebrek aan een positief advies over haar geschiktheid. Na meerdere afwijzingen werd het verzoek in juni 2015 alsnog toegewezen, maar de rechtbank verklaarde de beroepen tegen eerdere besluiten ongegrond en wees de schadevergoeding voor overschrijding van de redelijke termijn af. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank ten onrechte het verzoek om schadevergoeding had afgewezen en dat de korpschef de onrechtmatigheid van eerdere besluiten had erkend. De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak, verklaarde het beroep tegen het besluit van 18 februari 2015 niet-ontvankelijk, en stelde de schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn vast op € 2.000,-. Tevens werd de korpschef veroordeeld tot betaling van de wettelijke rente en de proceskosten van appellante.