In deze zaak gaat het om de intrekking van bijstand en de oplegging van een boete aan appellant, die sinds 1 november 2012 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel, die het beroep van appellant tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Enschede ongegrond verklaarde. Het college had de bijstand van appellant herzien en teruggevorderd over de periode waarin een hennepkwekerij in zijn huurwoning was aangetroffen. De Raad stelt vast dat appellant niet heeft gemeld dat hij een hennepkwekerij exploiteerde, wat een schending van de inlichtingenverplichting oplevert. De Raad oordeelt dat het college terecht de bijstand heeft ingetrokken en de kosten heeft teruggevorderd. Tevens wordt de boete van € 1.629,92, die gelijk was aan 50% van het teruggevorderde bedrag, gematigd naar € 1.190,54, rekening houdend met de beperkte draagkracht van appellant. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd en het beroep van appellant wordt gegrond verklaard.