ECLI:NL:CRVB:2017:765
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering studiefinanciering na onrechtmatig verkregen bewijs
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 maart 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft de herziening en terugvordering van studiefinanciering op basis van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000). De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap had de studiefinanciering van appellant herzien, omdat hij niet op het adres stond ingeschreven zoals vermeld in de basisregistratie personen (brp) tijdens een controle op 21 mei 2015. Appellant stelde dat hij vanaf april 2007 op het brp-adres woonde, maar erkende dat hij ten tijde van de controle niet op dat adres woonde. De Raad oordeelde dat het onderzoek naar de woonsituatie van appellant onrechtmatig was, omdat het was verricht door een onbevoegde controleur. Hierdoor waren de bevindingen van het onderzoek als bewijs ontoelaatbaar. Desondanks kon de herziening van de studiefinanciering niet enkel op deze bevindingen worden gebaseerd, maar ook op de erkenning van appellant dat hij niet op het brp-adres woonde. De Raad concludeerde dat appellant niet het vereiste bewijs had geleverd dat hij van januari 2012 tot en met maart 2015 op het brp-adres woonde. De overgelegde documenten en verklaringen waren onvoldoende om zijn woon- en leefsituatie te onderbouwen. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarbij het beroep van appellant ongegrond werd verklaard.