In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 februari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Amsterdam. De appellant, een student, had hoger beroep ingesteld tegen de herziening van zijn studiefinanciering en de oplegging van een bestuurlijke boete door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De minister had de studiefinanciering herzien op basis van een rapport van controleurs die concludeerden dat de appellant niet op het gemeentelijke basisadres woonde. De Raad oordeelde dat de minister niet voldoende had aangetoond dat de appellant niet voldeed aan de vereisten van de Wet studiefinanciering 2000. De controleurs hadden geen deugdelijk inzicht gegeven in hun conclusies en het rapport voldeed niet aan de eisen van zorgvuldigheid. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en de besluiten van de minister, en herstelde de situatie door de besluiten van de minister te herroepen. Tevens werd de minister veroordeeld in de proceskosten van de appellant.